Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1912
(1912)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 915]
| |
Kleine verscheidenheden.117. - Stoppen en * bestople beilcken (bestopte beilcken); besluten en betunen.Spr. van land, erf of hovingen, beteekent Stoppen: Omheinen (met eene omheining, eene afsluiting, voorzien). Afsluiten; Fr. Clôturer. Bij verdam, vo Stoppen 4o, komt een voorbeeld van dit ww. voor. De bedoeling is echter best uit den hieronder volgenden tekst ep te maken:
L. Gilliodts-van Severen, Cout. d'Ypres, I, 306 (‘Boeten van Straetscauwinghen’): ‘Item, die ghers hout ligghende jeghens zaylandt, die wert ghehouden zyn gherslandt te stoppene ende daermede tzaylandt te bevredene, up drie ponden ten proffite vanden heere; maer indien tselve zaylandt bevreit ware met levenden haghen of anderssins, zal die moeten laten staen.’ (‘Costume’ van 1535.)
In de woorden ‘die ghers hout ligghende jeghens zaylandt’ ligt de uitlegging van heel de bepaling. Immers, hij die, op een of ander stuk land hem toebehoorende, zijn vee liet grazen, - d.i. Ghers (gars of gras) houden - was verplicht het zaailand van zijn gebuur tegen het overloopen van dit vee, dus tegen ‘Acker-schaede’Ga naar voetnoot(1), te vrijwaren, door zijn ‘gherslandt’ of bilk behoorlijk af te sluiten. | |
[pagina 916]
| |
Zulk vrijwaren van zaailand heette Bevreden, wat ook elders Vreden ende toe heymen (Crahay, Cout. Looz, III, 432)Ga naar voetnoot(1), - ook Bestoppen ende bevreden of Bestoppen ende bevryden luidde:
L. Gilliodts-van Severen, Cout. d'Ypres, I, 414 (‘Van servituden’): ‘Item, daer tusschen ghebueren de erve ende hovinghe onbestopt ende onbevreit es, zy werden ghehouden die ten gemeene coste te bestoppene ende bevredene, emmer met levende haghen of doornen.’ (‘Cost.’ van 1535.)
Id., op. cit., I, 102: ‘Daer tusschen geburen de erfve ende hovinge onbestopt ende onbevryt is, sy worden ghehouden die ten ghemeenen coste te bestoppen ende bevryden met mueren, glenden, ofte ten minsten met levende haghen ofte doornen...’ (‘Cost.’ van 1619.)
Elders luidt dit Besluten en Betunen. Van die twee woorden, in den zin zooals boven, komen bij Verdam geen voorbeelden voor. Men lette op het volgende.
Jan Blankaert wordt door Bouden Reyfs, voor de ‘Redenaers’ van het Proostsche te Brugge, in rechten betrokken: deze eischt, dat Jan zijn land afsluite. Blankaert antwoordt daarop dat, aangezien hij geen beesten houdt, die iemand schade kunnen doen, hij zijn land wel ‘onbetunt’ of onafgesloten mag laten. De ‘Redenaers’ wijzen echter dat Jan en Bouden het in spraak zijnde land ‘alf en alf’, d.i. op gemeene kosten met hagen of met grachten zullen omheinen:
Staatsarchief te Brugge, Fonds van het Proostsche, Reg. nr 826, of ‘Rege van zaken’ 1429-1439, fol. 27: ‘In Zantvoorde, Jan f. Willems Blankaert, causa Bouden f. Jans Reyfs. DatGa naar voetnoot(2) hij gheene beesten hout, die yement eenighe scade doen, daer omme mach hij zijn land wel laten onbetunt. Ghewijst, dat Jan ende Bouden zullen de hofstede besluten met tunen of met grachten alf en alf.’ (Actum 18 November 1430, ‘coram Marteel, Varssenare, Meetkerke’ etc., ten Proostsche.) | |
[pagina 917]
| |
De heer L. Gilliodts-van Severen vertaalt de uitdrukking Zaylandt bevreden door Fr. Affranchir le labour, wat, onzes inziens, de gedachte heel juist weergeeft. Men vergelijke overigens met het Vreden van land tegen het grazen van vee, waarover wij breedvoerig gesproken hebben in onze Keure van Hazebroek, IVe deel, vo Wisp, blz. 500, kol. 1 en 2. Aldaar komen de hieronder volgende uitdrukkingen voor, welke met ons Stoppen en Bestoppen ende bevreden dienen vergeleken: ‘Vry gehalden worden van beesten’, - ‘Die aerdtvelden vreen ende die vaertgaeten (Fr. Chemine d'accès?) toe maken’; - ‘Syn leukingen... behoorlyk tuynen ende toemaeken’; - Wermoeshoven ... vreeden’.
Door Bestopte beilcken (men leze niet: ‘Bestople beilcken’Ga naar voetnoot(1)), zijn niet in het Fr. des Prés fauchés te verstaan. Men lette op den tekst hieronder: niemand - aldus bepaalt de ‘Coutume homologuée’ der Zale en Kasselrij van Iperen - mag zijne beesten zonder wachter op ander lieden land laten gaan, zonder dezer toestemming, tenware op bilken, nl. op ‘bestopte beilcken’ of omheinde bilken. Immers, een bilk is een beluik voor beesten, b.v. een weide met grachten omringd, Fr. Carreau (Paturage clos de larges fossés), Parc (Pâtis entouré de fossés où l'on met les boeufs pour les engraisser), Paturage:
L. Gilliodts-van Severen, Cout. de la Salle et Châtellenie d'Ypres, I, 24: ‘Item, dat niemand syne beesten late gaen binnen allen den jare sonder heerden ofte wachten, up ander lieden landen jeghens hueren danck, up de boete van twintich scellinghen parisise, ten ware bi bestopte beilcken, telcken dats hem yemandt beclaecht...’ (Cout. homol., 1535.)
Luidens de keure van 1422, was zulks echter na Sint-Baafsdag wel toegelaten:
Id., op. cit., I, 278: ‘Item, dat niement zine beesten late gaen up anders mans ackere voor Sente-Baefsdaghe...’ (Zie ook op. cit., I, 346, de keure van 1429; en I, 359, de keure van 1503.) | |
[pagina 918]
| |
118. - Handelaer.In zake van ‘handeling’ van landerijen, beteekent dat woord Gebruiker, Bruiker, Pachter, Hoevenaar; Fr. Occupant:
L. Gilliodts-van Severen, Cout. d'Ypres, I, 304: ‘Van Straetscauwinghen... Ende daer ghebreken (in een door de wet geschouwde straat of weg) zyn bevonden, scepenen zullen wysen... die ghebreken byden clerc te teekenen, verclaersende jeghens wiens landt dat die bevonden zyn, ende nomende den handelare vanden selven lande.’ | |
119. - Provengier.De Provengier ‘ten hove van den Hooghen Siecken’ of van ‘l'Hospital de Lasars, dict en thiois Hoogheziecken’ (L. Gilliodts-van Severen, Cout. d'Ypres, II, 217, uit een reglement van 1353), te Iperen, was in het Fr. Provendier geheeten. Het was Hij die ontving ‘le pain et provende de l'ostel-Dieu appelé de Hoogezieke lez nostre ville d'Ypre’ (op. cit., II, 407, uit eene oorkonde van 1498). De ‘Provengier’ had het toezicht over de zieken:
Op. cit., II, 445: ‘Eerst, dat up 't voornoemde hof van den Hooghen Ziecken voortan werden drie ghezworene ende niet meer, die de voochden van den huuse daertoe kiesen ende oordonneren zullen, van den provengiers ende provengiereghen, daer wonende, beede ziecke ende ghezonde, de medste (meeste) ende ydoonste, omme d'examen ende visitacie van den personen daertoe te doene...’ (1520.)
In het Reglement van 1353: ‘Six personnes de la maison sains, plus dict en thiois ganse ten officien...’ (op. cit., II, 217). - ‘Et que l'on ne pouldra prendre en proves ne fut qui seroit capable à l'office de ce qu'il y auroit plus d'esprit’ (op. cit., ibid.). - ‘Que dèslorsenavant... ne seroient receuz plus de six sains provendiers et provendieres’ (op. cit, II, 409).
Zooals uit den aangehaalden tekst blijkt, konden ook ‘besiecten’ tot ‘Provengier’ aangesteld worden:
Id., op. cit, II, 450: ‘Item, alle poorters ende poorterssen van der stede van Ypre..., by den hove uutghegeven over besiect, indien zy begheeren ontfaen te zyne als besiect provengier in 't voornoemde godshuus, werden ghehouden...’ (1520.) | |
[pagina 919]
| |
De ‘Ghezonde provenen’ waren niet de ‘Pitances qui sont l'objet des libéralités’. Daardoor werden bedoeld de ‘Saines provendes’, d.i. de Plaatsen van ‘sains provendiers et provendieres’, zooals in eene oorkonde van 15 Juni 1498: ‘Et que la dite haulte Maladrerie, ne les biens d'icelle... ne pourroient jamais estre chargiez plus de six provendes... audessus des dites saines provendes et les provendiers meseaulx d'icelle maison...’ (op. cit., II, 409):
Id., op. cit., II, 451: ‘Item, ende als van den ghezonden provenen, zoo wanneer die ghevallen zullen, men zal daerof voorzien...’ (1520.)
Ghevallen, uit dien laatsten tekst, wil zooveel zeggen als Openvallen, Beschikbaar worden; Fr. Escheoir:
Id., op. cit., II, 409: ‘Desquelles six provendes..., pour..., quant aucunes escherroient, estre données... à ceulx qui en seroient dignes...’ (1498) | |
120. - Pennynbanc.De Pennynbanc was te Iperen, de Rechtbank, die hoofdzakelijk met het berechten van ‘penningzaken’ of met de vervolgingen in zake van schuld belast was. Hij zetelde ‘neffens den steeghere vander Halle’ en werd den Vrijdag gehouden: ‘den Vrindach, ten neghen hueren, ten zittene vanden juge aldaer’.
L. Gilliodts-van Severen, Cout. d'Ypres, I, blz. 212: ‘Naer de costume van Ypre, wie schult heeschen wille van veertich grooten nederwaert, zal dat moeten volghen ter pennyncbanc ende commen ... ande clercken vander penninebane ende aldaer verzoucken zyn partie dach ghemaect thebbene... Item, elc sal moghen beroupen tghewysde vanden pennyncbanc ter camere van scepenen..’ (1535.)
In een Memorie betreffende de ‘Costume’ van 1535 staat: ‘Of niet gheradich en is uut te laeten de rubrycke vanden berechte ten Penninck baenc, omme het non ghebruyck van diere over langhen tijdt; es dat de proceduren daerby gheprescribeert meest al ghevolcht worden ter siege...’. (Op. cit., I, 591.) | |
[pagina 920]
| |
121. - Grondenaris.In onze Keure van Hazebroek, IV, 79, hebben wij het woord Grondenare aangehaald, en V, 314, de variante Grondenere. Het komt ook onder den vorm Grondenaris voor:
L. Gilliodts-van Severen, Cout. d'Ypres, I, 286: ‘Item ende indien ten tweeden dynghedaghe de grondenaris compareirt...’ (1535.) | |
122. - Deelinghe van eede.In zake van vervolging voor schuld, beteekent Schult in deelinghe van eeden stellen, het feit vanwege den eischer, - zoo de verwerer de schuld ontkent, - van dezen den eed te eischen, hem den eed op te leggen; Fr. Déférer le serment. Deelinghe van eede is dus het Fr. Délation du serment:
L. Gilliodts-van Severen, Cout. d'Ypres, I, 218: ‘Deelinghe van eede. Item, wie anderen zal doen dachvaerden ter pennincbanc.., ter causen van schult, ende de heesschere stelt den verweere (te lezen: verweerere) de schult in deelinghe van eede, de verweerere es ende wert schuldich den eedt te accepterene ofte refererene...’ (1535.)
Men zei ook Van iets Deelinghe van eede stellen:
Id., op. cit., I, 330 ‘By alzo dat zy tvoirseide verzouck ghedaen duechdelic consten doen blycken met twee goede lieden of meer, zonder deelinghe van eede daerof te stellene, dat zyt... also versocht hadden...’ (1535.) | |
123. - Splete.Bij Verdam heeft Splete de beteekenis van Een van iets afgenomen deel, vooral van een leen. Ziehier een voorbeeld met betrekking tot een erfdeel:
L. Gilliodts-van Severen, Cout. d'Ypres, II, 429: ‘Ende by dien middelen hem bedwonghen daer zekere ende boortocht te stellene..., omme aldaer splete ende wettelic (te lezen: wettelichede?) te ghevene ende maken... vanden zelven sterfhuuse...’ (1502.) | |
[pagina 921]
| |
124. - Ghejuchte van huusen.Ghejuchte is, naar de Westvlaamsche uitspraak, een andere vorm van Gehucht; Fr. Hameau. - Ons Ghejuchte van huusen wijst echter niet op een wezenlijk gehucht, maar op een zekere ‘hoop’ of aantal huizen, die of bijeen, of op een kleinen afstand van elkander, gebouwd zijn en aldus een soort ‘Aggloméré’ uitmaken:
L. Gilliodts-van Severen, Cout. Salle et Châtellenie d'Ypres, I, 342: ‘Van tavernen te houdene. Item, dat men van nu voortan te gheenen plaetsen van der castelrie taverne houden zal, dan alleenlike..., ende ooc ter plaetsen daer ghejuchte van huusen staet, van viij huusen of meer...’ (Keure van 1429)
Over Gehucht, zie Verdam, vo Gehochte. Mag Gehucht door Dorp uitgelegd worden? Wij meenen het niet, althans wat onze streken betreft. Hier te lande is Dorp het zoogezegde ‘eentrum’ eener gemeente, waar kerk en gemeentehuis staan, ook de pastorij, huizen van voorname personen, winkels en eenige bijzondere herbergen, waar, des Zondags, na de diensten, de boeren bijeenkomen. Fr. Village. - Gemeente, Fr. Commune, of Parochie, Fr. Paroisse, wijzen op het heele grondgebied (burgerlijk en geestelijk). Elke Gemeente heeft een ‘dorp’; op haar grondgebied kunnen wijken en gehuchten bestaan, welke onder bijzondere namen worden aangewezen. B.v. Sijsseele, Sijsseele-dorp, wijk De Zwaan, Caleshoek, Stakendijk, enz.; Oedelem, Oedelem-dorp, wijk Vliegende peerd, Maandagsche. Oostveld, enz. | |
125. - Vijf eeden van bevanghe.In onze Keure van Hazebroek, IVe deel, vo Zweren ten Heleghen, onder de rubriek Vanckheyligen, blz. 524 en vlgg, hebben wij, nl. op blz. 526, kol. 2, gesproken van het afleggen van den eed die heette: Sola manu, sine captione verborum, quod vulgo Bevanc dicitur, se expurgare, - of Simplici juramento, sine interceptione, quod Bivanc est, se purgare.
De Eed van bevanc was de Eed met aanraking van het heiligdom, waarover breedvoerige aanteekeningen op. cit., IV, 525 en vlgg. Met wat al uiterlijke vormen zulk afleggen van eed | |
[pagina 922]
| |
gepaard ging, hoe het niet getrouw naleven van de minste dier vormen tot het nietig verklaren van den eed aanleiding kon geven, is uit onze aangehaalde studie genoeg op te maken. Ook werd door de ‘Cueren die ghemaect ende gheordineert zyn int Ypersche ambacht’, den 8 Januari 1503 (o.s.), het gebruik van de ‘Vyf eeden van bevanghe’ afgeschaft, om het gevaar dat daaruit spruiten kon voor dezen die zulken eed te doen hadden, want dergelijke eeden -, aldus luidt het in den tekst, - ‘vreeselic’, d.i. gevaarlijk, ‘zyn der zielen’:
L. Gilliodts-van Severen, Cout. Salle et Châtellenie d'Ypres, I, 354: ‘Van vyf eeden. Item, omme dieswille dat d'usance van Vyf eeden van bevanghe, die gheuseert hebben ghesyn binder casselrie van Ypere, vreeselic zyn der zielen, So eist dat die by desen te nieuten ghedaen zyn, zonder die meer gheuseert te zyne.’ (1503.)
De ‘Vyf eeden van bevanghe’, uit bovenstaanden tekst, waren in het Fr. Cinq seremens (avec) Priseure genoemd.
't Gebeurde ten jare 1435: Zekere Jan Zoete had, te Meessen, Geeraard ‘de le Roke’ doen aanhouden, eischende van dezen de betaling eener som van 150 pond en vragende dat de wet hem den eed ‘ten Heleghen’ zou opleggen: ‘daler aux Sains’Ga naar voetnoot(1); genoemde Geeraard ontkent echter aan Jan Zoete iets schuldig te zijn; hij weigert dan ook ‘ten Heiligen te comen’Ga naar voetnoot(2), zoo deze laatste zijne schuldvordering niet bewijzen kan; daarop antwoordt Jan Zoete, dat het was van laken tijdens de foore van Thorout aan Geeraard en aan zijn broeder verkocht, waarvoor zij allebei afzonderlijk aansprakelijk waren: ‘et furent en icelle marchandise chacun pour le tout’; tot wederantwoord zegt Geeraard, dat hij van zijn overleden broeder niets geërfd heeft, ‘denier ni maille’, en dat hij nooit voor hem borg gebleven was. Om die reden weigert hij den gevraagden eed af te leggen. Indien men hem evenwel daartoe verplichten wil, dan, - aangezien hij vreemde is, - is hij alleen bereid ‘cinq seremens sans mesprisure, fors en Dieu’ af te leggen, d.w.z. vijf eeden zonder ‘bevanc’, mits berusting in Gods wil. | |
[pagina 923]
| |
Jan Zoete komt daartegen op: trouwens, hij wil hij zijn recht met den eed ‘par priseure’, d.i. met ‘bevanc’, doen gelden. De Schepenen wijzen dat Geeraard, omdat hij vreemdeling is, vijf eeden zonder ‘bevanc’ zal doen; eerst zal hij evenwel zweren, dat hij vriend noch maag heeft om hem als medezweerders bij te staanGa naar voetnoot(1). De tekst luidt als volgt: L Gilliodts-van Severen, Cout, d'Ypres, I, lxx: ‘Il advint que Johan Zoete arresta, en la ville de Messines, Gheraerd de le Roke, et plocka cent et l. lb. sur ledit Gheraerd et contendi dacquerre sa debte par estre jugié daler aux Sains. La vint ledit Gheraerd lui nya ladicte debte, disant quil ne iroit ja sur lui aux sains, se ce ne feust quil monstrat de quelles marchandises et denrées il le debvoit Sur quoy Jehan Zoete repliqua que sestoit de draps que ledit Gheraerd avoit achattez à la feste de Thoroud... A quoy ledit Gheraerd duplicqua disant que... et par ce ne iroit ledit Jehan ja aux Sains. Et savisé feust quil feust enseigné de faire serment sur lui se dist il que plus (te lezen: puis?) ce quil estoit homme estrangiers..., quil se voulloit deffendre par cinq seremens sans mesprisure fors en Dieu. Sur quoy Jehan Zoete dist que il ne deffendroit ja sans mesprisure, par celle raison que il lui convenoit le sien conquerre par priseure... Cest enseingiet que li estranges homs fera cinq sermens sans mespriseureGa naar voetnoot(2); mais quil jure premierement quil na ne parent ne amy qui lui ayde à faire ses cinq sermens.’ (1435.)
In onze Keure van Hazebroek, IVde deel, blz. 526, kol. 1, hebben wij het ‘Jurer sans sourpresure’ vermeld en tal Latijnsche uitdrukkingen aangehaald, waarmede dit gelijk staat. Wij hebben hier nu, met dezelfde beteekenis, ‘Serement sans mesprisure’ en ‘Serment sans mespriseure’. Al die uitdrukkingen wijzen op den eed zonder ‘bevanc’. In onzen tekst heet integendeel de ‘Eed met bevanc’: ‘Par priseure’. Men lette nog op het afleggen, luidens onzen tekst, van de ‘cinq seremens sans mesprisure’, onder het correctief ‘fors en Dieu’, of, meenen wij, mits berusting in Gods wil. Van dit ‘fors en Dieu’ zijn ons geen andere voorbeelden bekend. | |
[pagina 924]
| |
126. - Uutgheven.Met het oog op het ‘procederen in 't examineren... van den ziecken lieden’, om te weten of zij wezenlijk door de melaatschheid zijn aangetast, wil Uutgheven hetzelfde zeggen als Uutwyzen, uit Vteywyst (‘uitghewyst’) en Huutywyst zyn van laserscepe: Fr. Etre reconnu atteint de la lépre. Zie ons Glossaire à l'Inventaire des Archives de Bruges, van den heer L. Gilliodts-van Severen, vo Vteywyst. Ook voorbeelden aldaar van Uteghegheven. Dit luidt hieronder Uutghegheven over besiect en Uutghegheven beziect:
L. Gilliodts-van Severen, Cout. d'Ypres, II, 446: ‘Item, ten fine dat de voorseide ghezworene voortan zekerlicken zouden moghen procederen in 't examineren ende uutgheven van den ziecken lieden voor hemlieden commende...’ (1520.)
Id., op. cit, II, 450: ‘Item alle poorters... commende ten voorseiden hove omme ghevisiteert te worden ende by den selven hove uutghegheven over besiect...; ende by den selven verclaerst zyn ende uutghegheven beziect...’ Edw. Gailliard. |
|