| |
| |
| |
Vergadering van 17 Februari 1909.
Aanwezig de heeren: Prof. Dr. W. de Vreese, bestuurder; Prof. A. de Ceuleneer, onderbestuurder, en Edw. Gailliard, bestendige secretaris;
de heeren Jhr. Mr. Nap. de Pauw, Prof. Mr. Julius Obrie, Th. Coopman, Jan Broeckaert, Jan Bols, Karel de Flou, Des. Claes, Jhr. Dr. Karel de Gheldere, Gustaaf Segers, Dr. Jac. Muyldermans, Jan Boucherij, Amaat Joos, Prof. Dr. Julius Mac Leod en Is. Teirlinck, werkende leden;
de heer Omer Wattez, briefwisselend lid.
De heeren Dr. H. Claeys, Mr. Edw. Coremans en Prof. Dr. C. Lecoutere, werkende leden, Mr. Paul Bellefroid en Frank Lateur, briefwisselende leden, hebben laten weten dat zij verhinderd zijn de vergadering bij te wonen.
De heer Edw. Gailliard, bestendige secretaris, leest het verslag over de Januari-vergadering. - Het wordt goedgekeurd.
De heer Bestuurder doet thans, onder herinnering aan het door hem bij de aanvaarding van zijn ambt gesprokene, eenige mededeelingen over de pogingen, door hem in 't werk gesteld om de Academie meer bekendheid en waardeering te verschaffen bij haar oudere zusterinstellingen.
Met het oog op de ontworpen wetsherziening, heeft hij zich, persoonlijk, tot het bestuur van de voornaamste Academies van Europa gericht met het verzoek, inzage te verkrijgen van hun reglementen en statuten, met de bedoeling, bij die wetsherziening niet alleen partij te trekken van ons eigen inzicht en ervaring, maar ook van die, door buitenlandsche instellingen opgedaan. Bij
| |
| |
dit verzoek werd de eerbiedige vraag gevoegd, of een officieel aanbod vanwege de Koninklijke Vlaamsche Academie om haar uitgaven te ruilen, kans zou hebben op een gunstig onthaal.
Dr. de Vreese geeft verslag over de hem toegezonden antwoorden, die alle verwachting te boven gaan; verscheidene, die door den Bestuurder worden voorgelezen, getuigen van warme waardeering voor de werkzaamheid onzer Instelling; op een enkele uitzondering na (ter wille van onbekendheid met onze taal), stellen alle een gunstig onthaal in uitzicht; vier Academies zeggen zelfs nu reeds dadelijk den ruil toe.
Deze stappen beschouwt de Bestuurder als een inleiding tot die, welke noodig zullen zijn om voor de Koninklijke Vlaamsche Academie een plaats te veroveren in het Internationaal Verbond der Academies, wat gelegenheid zou geven op grooter schaal deel te nemen aan den opbouw der wetenschap, ruimer inzicht zou verschaffen in wat daartoe noodig is, en vooral meer bekendheid aan hetgeen in België, inzonderheid in de Academie op philologisch gebied wordt gepresteerd.
De heer Bestuurder geeft eenige inlichtingen over de inrichting van dat Internationaal Verbond, over de groote werken die ontworpen of reeds op het getouw. zijn Leibnitz-editie, Thesaurus Graecus, Corpus van Grieksche oorkonden uit de middeleeuwen, Corpus medicorum antiquorum graecorum, nieuwe uitgave van 't Mahabhârata, regeling van het onderling uitleenen, door alle landen, van handschriften en boeken, enz.), over de (overigens geringe) lasten aan het lidmaatschap verbonden; hij leest de lijst voor der 20 geleerde genootschappen, die er thansdeel van uitmaken.
Dr. W. de Vreese eindigt in dezer voege:
‘Ik doe U alle deze mededeelingen, Mijne Heeren, omdat ik op den ingeslagen weg natuurlijk alleen dán kan voortgaan, als ik zeker ben van de instemming van alle mijne medeleden.
| |
| |
Voor ik U die vraag, is het echter noodig bij al het gezegde nog iets te voegen.
In de toespraak waarmede ik het voorzitterschap der Academie heb aanvaard, en ook weer heden, heb ik alleen gesproken over wetenschappelijke quaesties, en daarbij de “letterkunde” ter zijde gelaten.
Dit zou kunnen aanleiding geven tot een misverstand, dat even pijnlijk zou zijn voor beide partijen, en dat ik meer dan iemand anders zou betreuren. Het zij mij daarom vergund, mijn standpunt opzettelijk uiteen te zetten.
Ik heb gezegd in mijn toespraak, dat onze Academie op twee gedachten hinkt, aangezien zij een deel harer “zetels” begeeft aan de beoefenaars der wetenschap, een ander deel aan de woordkunstenaars, d.i. aan schrijvers en dichters. Dat is van mijnentwege geen afkeuring noch geen critiek geweest, maar alleen het bloote vermelden van een feit. Ik heb er immers uitdrukkelijk bijgevoegd, dat deze toestand het gevolg is van omstandigheden, waaraan weinig of niets te veranderen valt.
Wel is het mijn persoonlijke meening, dat schrijvers en dichters er geen enkel voordeel bij hebben, zich in het raam van een officieel genootschap op te sluiten.
De wetenschap wordt bevorderd door gezamenlijken arbeid; zij is de vrucht van het nauwkeurig onderzoek van tallooze verschijnselen door talrijke werkers; beraadslagingen onder geleerden zijn vruchtbaar, doordien zij uitloopen op streng geformuleerde besluitselen, en kunnen leiden tot een wel overwogen verdeeling van den wetenschappelijken arbeid. Daarentegen is het werk van schrijvers en dichters, van den kunstenaar in 't algemeen, essentieel de uiting van persoonlijke begaafdheid, van persoonlijke inspiratie, van het genie van één man. De verschillende vormen en uitingen van het schoone en van het geniale maken indruk door het genie of het talent van hem alléén van wie die vormen en uitingen afkomstig zijn, en kunnen niet het gevolg zijn van academische beraadslagingen.
Maar deze meening beteekent niet, dat ik de fraaie letteren en haar vertegenwoordigers uit onze Instelling zou willen sluiten. Zooals verleden maand, zeg ik ook thans, dat ik mij niet gerechtigd acht iets noch iemand uit te sluiten. Als ik in mijn toespraak, en heden, van niets anders heb gesproken dan van wetenschap, zoo vloeit deze handelwijze alleen voort uit het
| |
| |
besef, dat een schoenmaker liefst bij zijn leest moet blijven. Ik heb meeningen uitgesproken en voorstellen gedaan aangaande zaken, waarover ik mij verbeeld iets te weten en te mogen meespreken. Al wie meent, dat de kunst, in dit geval de fraaie letteren, door de Academie werkelijk kan vooruitoebracht worden, is vrij op zijn beurt daaromtrent zijn gedachte uit te spreken en deze in practische voorstellen te belichamen.
Thans, nu mijne geachte Medeleden zeker voldoende ingelicht zijn aangaande mijn opvattingen en bedoelingen, herhaal ik mijne vraag, of ik kan rekenen op aller instemming bij mijn plannen.’
Daarop betuigden alle aanwezige leden volkomen instemming; alleen werd door den heer D. Claes gevraagd, of het eventueele lidmaatschap van het Internationaal Verbond der Academies eenigen invloed kon hebben op de herziening van het Reglement der Academie, welke vraag door den heer Bestuurder ontkennend beantwoord werd.
* * *
Aangeboden boeken. - Vervolgens legt de Bestendige Secretaris de lijst over van de boeken aan de Academie aangeboden:
Académie Royale de Belgique. Classe des Lettres et des Sciences morales et politiques et Classe des Beaux-Arts. Mémoires, coll. in-4o. Deuxième série, tome IX, Fasc. I. - Hubert (Eugène). Les églises protestantes du Duché de Limbourg pendant le XVIIIe siècle. Etude d'histoire politique et religieuse (388 pages). Bruxelles, 1908.
Académie Royale de Belgique. Classe des Lettres et des Sciences morales et politiques et Classe des Beaux-Arts. - Mémoires, collection in-4o, 2me série. tome III: Un diplomate belge à Paris de 1830 à 1864. (Monarchie de Juillet. - Seconde République. - Second Empire.) Par Ernest Discailles, membre de l'Académie Royale. Bruxelles, 1908.
Royaume de Belgique. Ministère de l'Industrie et du Travail. Office du Travail et Inspection de l'Industrie. Monographies industrielles. Apercu économique, technologique et commercial. Groupes III et XVII. Construction des machines et appareils électriques. Bruxelles, 1908.
| |
| |
Royaume de Belgique. Ministère de l'Industrie et du Travail. Office du Travail. Les industries à domicile en Belgique. Volume IX: L'industrie de la lingerie à Bruxelles, par Robert Vermaut. Enquête sur les salaires dans l'industrie du vêtement pour hommes. Bruxelles, 1908.
Id. Rapports annuels de l'Inspection du Travail. 13e année (1907). Bruxelles, 1908.
Id. Annuaire de la Législation du Travail. Publié par l'Office du Travail de Belgique, 11e année (1907). Id.
Statistique générale de la Belgique. Exposé de la Situation du Royaume de 1870 à 1900, rédigé sous la direction de la Commission Centrale de Statistique, en exécution de l'arrêté royal du 29 mai 1902. 6e fascicule. Bruxelles, s.d.
Middelnederlandsch Woordenboek van wijlen Dr. E. Verwijs en Dr. J. Verdam, Hoogleeraar te Leiden. Deel VII, aflevering 7/8 (Schrepelkyn-Setten). 's-Gravenhage, 1908.
Tijdschriften. - Bibliographie de Belgique, 1908. Première partie: Livres, no 24; Deuxième partie: Publications périodiques, no 24; Bulletin mensuel des Sommaires des périodiques, no 11. - Wallonia, no 12, 1908. - Bulletin des Musées royaux, no 1, 1909. - Arbeidsblad, nr 24, 1908. - Maandschrift van het Beheer van Landbouw, nr 12, 1908.
Door de Société d'Emulation, te Brugge:
Annales de la Société d'Emulation de Bruges. Revue trimestrielle pour l'étude de l'histoire et des antiquités de la Flandre. Tome LVIII de la collection, 4me fascicule, novembre 1908.
Door de Université d'Aix-Marseille:
Annales de la Faculté des Lettres d'Aix. Tome II, nos 1-2. Janvierjuin 1908. Paris-Marseille.
Door het Verein für niederdeutsche Sprachforschung (Norden und Leipzig):
Niederdeutsches Jahrbuch, Jahrbuch des Vereins für niederdeutsche Sprachforschung. Jahrgang 1908. XXXIV. Norden und Leipzig, 1908.
Door den heer Jan Boucherij, werkend lid der Academie, te Antwerpen:
Liederen voor ons Volk. 1907, nr 12, Het Kerelskind, gedicht van Albrecht Rodenbach, muziek van Jaak Opsomer. - 1908. nr 1, Ballade uit het Dramatisch Tafereel Genoveva van Brubant (Prijskamp van Rome 1907), gedicht van Hubert Melis, muziek van Karel Candael. - Nr 2, Ruiters liedeken (bekroond met een Eersten Prijs in den Prijskamp uitgeschreven door de ‘Liederen voor ons Volk’), gedicht en muziek van Jos. van Hoof. - Nr 3, Wiegeliedje (Id.),
| |
| |
gedicht en muziek van Karel Weymans. - Nr 4, Jurriaans reize rondom de wereld (Id.... Derden Prijs...), gedicht van H. Tollens, muziek van Jan Broeckx. - Nr 5, Kinderkerstlied (Id... Eervolle Melding...), gedicht van E.P. Fleerackers, muziek van Jaak Opsomer. - Nr 6. Avondklokje (Id.), gedicht van Frans Liekens, getoondicht door Jan Broeckx. - Nr 7, Mijn Liefken (Id.), gedicht van Lambrecht Lambrechts, getoondicht door Frans Kempen. - Nr 8, Reuzegom (Id.), gedicht van Frans Liekens, getoondicht door Jan Broeckx. - Nr 9, Het Koetsken, gedicht van Leo Boucherij, muziek van Em. Mathieu. - Nr 10, Wie niet zijn tale mint, gedicht van Th. Coopman, muziek van Edward Blaes. Nr 11, Daar kwam, gedicht van Leo Boucherij, muziek van Caesar Hinderdael. - Nr 12, Bellotteken, gedicht van Lod. De Schutter, muziek van Ern. van Nieuwenhove.
Een Triptiek van Felix Ortt. Eene Studie door E.D.D.Y. Versierd met een nieuw portret van Felix Ortt, en eene plaat buiten tekst. Oostende, Den Haag, z.j.
Nederland en het Nederlandsche Volk in hun oorsprong en ontwikkeling, beschaving en lotgevallen. Met een aanhangsel: De Nederlanders in 't Buitenland. Utrecht, 1908. (Catalogus.)
Door Z. Emin. D. Mercier, kardinaal-aartsbisschop van Mechelen:
La Vie diocésaine, bulletin du Diocèse de Malines, tome III, fasc. I, janvier 1909.
Door den heer Arnold Sauwen, te Antwerpen:
J.M. Dautzenberg. Bloemlezing met Levensbericht en Inleiding, door Arnold Sauwen. Brussel, 1908.
Door den heer I. de Vreese, klerk der Academie, te Gent:
Schriften door het Davidsfonds uitgegeven. Nr 160. Jaarboek van het Davidsfonds voor 1909. Yper.
Door een onbekende uit Antwerpen:
Loi sur la garde civique, du 9 septembre 1897, commentée et annotée par Arth. Bogaert, attaché au gouvernement provincial d'Anvers, secrétaire-rapporteur du conseil civique de révision et capitaine quartier-maître de la garde civique de Borgerhout groupe), et Alph. Broeckx, attaché au gouvernement provincial d'Anvers, rédacteur à la Revue administrative: ‘Tijdschrift der gemeentebesturen’. Lier, 1909.
Provincie Antwerpen. Lastboek (of voorwaarden en bepalingen) voor het leveren van kleedingstukken voor veldwachters der provincie. Antwerpen, 1903.
Vijftien brieven en dienststukken, betreffende het ambtelijk gebruik der Vlaamsche Taal.
| |
| |
Door den heer Dr. P.J. Blok, buitenlandsch eerelid der Academie, te Leiden:
Bijdragen voor Vaderlandsche Geschiedenis en Oudheidkunde, verzameld en uitgegeven, vroeger door Mr. Is. An. Nijhoff, P. Nijhoff, Dr. R. Fruin, en Dr. P.L. Muller; thans door Dr. P.J. Blok, Hoogleeraar te Leiden. 's-Gravenhage, 1909.
Door den heer Dr. F. Leviticus, hoogleeraar te Amsterdam:
Geillustreerde Encyclopaedie der Diamantnijverheid, door Dr. F. Leviticus, Bekroond door de Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal en Letterkunde; met medewerking van Henri Polak, Voorzitter van den Algemeenen Nederlandschen Diamantbewerkersbond. Haarlem, 1908.
Door de Commissie ter Redactie van den Amsterdamschen Studenten-Almanak voor 1909 (door bemiddeling van den Weled. Heer Rector Magnificus Prof. Dr. H.T. Karsten):
Amsterdamsche Studenten-Almanak voor het jaar 1909. 79ste jaargang. Amsterdam.
Id. Adreslijst.
Door de Commissie ter Redactie van den Groningschen Studenten-Almanak voor 1909 (door bemiddeling van den Weled. Heer Rector Magnificus G. Heymans):
Groningsche Studentenalmanak voor 1909. 81e jaargang, uitgegeven door het Groningsch Studentencorps ‘Vindicat atque polit’. Groningen.
Door de Commissie ter Redactie van den Utrechtschen Studenten-Almanak voor 1909 (door bemiddeling van den Weled. Heer Rector Magnificus Dr. J. de Vries):
Utrechtsche Studentenalmanak voor 1909. Uitgave van het Utrechtsch Studenten-Corps. Utrecht.
Door de Redactie:
Oudheid en Kunst, nr IV, 1908. - De Tuinbode, nr 2, 1909. - Onthoudersblad, nr 1, 1909.
Ingekomen boeken. - Voor de Boekerij der Academie zijn ingekomen:
Verzamelde paedagogische opstellen, door Dr. J.H. Gunning Wz., Privaat-docent in de paedagogiek aan de Universiteit, en Districtsschoolopziener te Amsterdam. Amsterdam, 1908.
Burgemeester Jan Van Rijswijck. Geschriften, Redevoeringen en Brieven, met een Levensschets door Max Rooses. Eerste deel: Verzen. - Verhalen. - Tijdschriftartikelen. - Historische Volksvoordrachten. - Uit de Week- en dagbladpers. Tweede deel: Redevoeringen. - Brieven. Antwerpen, 1908.
| |
| |
Oude Vaderlandsche Rechtsbronnen. Keuren en Handvesten der stad Hulst. Uitgegeven door G.C.A. Juten. 's-Gravenhage, 1908.
Gesellschaft für rheinische Geschichtskunde XXIV. Der Buchdruck Kölns bis zum Ende des fünfzehnten Jahrhunderts, von Ernst Voullième. Bonn, 1903.
Rouleaux des Morts du IXe au XVe siècle, recueillis et publiés pour la Société de l'Histoire de France par Léopold Delisle. Paris, 1866.
Sint-Lucas, nr 6, 1908. - De Gids, nrs 1 en 2, 1909.
Ruildienst. - Tegen ruiling van de Verslagen en Mededeelingen heeft de Bestendige Secretaris voor de Boekerij der Academie de laatst verschenen afleveringen van de gewone tijdschriften ontvangen:
De Belgische School, nr 7, 1908-09. - Biekorf, nrs 1-3, 1909; en Bladwijzer van woorden en zaken, 1908. - Bijdragen tot de Geschiedenis, bijzonderlijk van het aloude Hertogdom Brabant, nr 1, 1909. - Christene School, nrs 7-8, 1909 - Dietsche Warande en Belfort, nr 1, 1909. - De Katholiek, Februari-Maart, 1909. - Het Katholiek Onderwijs, nrs 3-4, 1909. - Korrespondenzblatt, nrs 4 5, 1909. - Neerlandia, nr 1, 1909. - Onze Kunst, nr 2, 1909 - De Opvoeder, nrs 3-5, 1909. - De Opvoeding, nr 2, 1909. - De Schoolgids, nrs 3-6, 1909. - St.-Cassianusblad, nrs 1-2, 1909; en Bijvoegsel, nrs 1-3, 1909. - Studiën, nr 1, 1909. - Het Vlaamsch Bestuur, nr 1, 1909. - De Vlaamsche Kunstbode, nr 1, 1909. - Volkskunde, nrs 11-12, 1908. - Zeitschrift des Vereins für rheinische und westfälische Volkskunde, nr 1, 1909. - Zeitschrift des Vereins für Volkskunde, nr 1, 1909.
* * *
Ingekomen brieven. - Vervolgens stelt de Bestendige Secretaris de Academie in kennis met de volgende ingekomen brieven:
1o) Karel Boury-Fonds. Reglement. (Zie Verslagen en Mededeelingen, jaarg. 1908, blz. 945-946.) - Goedkeuring. - Brief van 2 Februari, waarbij de Weled. Heer Minister van Wetenschappen en Kunsten aan de Academie afschrift stuurt van het Koninklijk Besluit, van 22 Januari 1909, houdende goedkeuring van het Reglement voor de Karel Boury-Stichting, door de Bestendige Commissie voor Nieuwere Taal- en Letterkunde ontworpen en door de Academie aangenomen. - (Zie verder op blzz. 120-121. Toelichting, blzz. 121-126.)
| |
| |
2o) Merghelynck-legaat. Beauvoorde-kasteel. - Brief van 3 Februari, waarbij de Weled. Heer Minister van Wetenschappen en Kunsten aan de Academie laat weten, dat de Commissie van het Koninklijk Museum voor Schilder- en Beeldhouwkunst te Brussel, het legaat, haar door Jhr. Arthur Merghelynck gedaan, niet kan aanvaarden; dientengevolge zullen de schilderijen, die dat legaat uitmaken, krachtens eene bepaling van het testament van Jhr. Merghelynck, de verzamelingen van het Beauvoorde-kasteel gaan verrijken.
3o) Secretarie. - Brief van 11 Februari, waarbij de Weled. Heer Minister van Wetenschappen en Kunsten aan het Bestuur der Academie afschrift mededeelt van een ministerieel besluit van 31 December 1908, waarbij de wedde van den heer Ivo de Vreese vermeerderd wordt.
4o) Katholieke Hoogeschool van Leuven. - Brief van 10 Februari, waarbij Z.H. Mgr. Ad. Hebbelynck, rector magnificus der Katholieke Hoogeschool te Leuven, de Koninklijke Vlaamsche Academie verzoekt, zich te laten vertegenwoordigen op de plechtige viering (9-11 Mei) van den vijf en zeventigsten verjaardag van de herinrichting der Leuvensche Hoogeschool in 1834. - De Vergadering draagt aan den heer Dr. Jac. Muyldermans den vereerenden last op, de Academie bij die plechtigheden te vertegenwoordigen.
| |
Mededeelingen door den Bestendigen Secretaris.
1o) Van de pers gekomen uitgave. - Den 15 Februari is van de pers gekomen: ‘Jehan Froissart's Cronyke van Vlaenderen, getranslateert uuten Franssoyse in Duytscher tale bij Gerijt Potter van der Loo’ in de XVe eeuw; uitgegeven en toegelicht door Jhr. Mr. Napoleon de Pauw. Vierde deel, Glossarium op het Eerste deel. Eerste aflevering (VIII + 192 blzz.).
Op gezegden dag werd een exemplaar van dat boek aan de Heeren werkende en briefwisselende Leden ge- | |
| |
zonden. De Bestendige Secretaris liet ook aan den Weled. Heer Minister van Wetenschappen en Kunsten de 74 exemplaren geworden, voor de verschillende inrichtingen bestemd, welke, door tusschenkomst van zijn departement, de uitgaven der Koninklijke Vlaamsche Academie ontvangen.
2o) Prijsvragen: Lijst der uitgeschreven Prijsvragen. Verzending aan de heeren studenten van de Hollandsche Hoogcscholen. - Adreslijsten. - Op beleefd verzoek van den Bestendigen Secretaris en door de hoogst welwillende bemiddeling van de Weled. Heeren Rectores Magnifici dezer hooge Onderwijsinrichtingen, werd de Academie een exemplaar vereerd van den Studentenalmanak voor het jaar 1909, door de volgende Studentencorpsen: Amsterdamsch-, Delftsch-, Leidsch- en Utrechtsch Studentencorps, alsook het Groningsch Studentencorps ‘Vindicat et polit’. Dezen genootschappen wordt daarvoor, namens de Academie, hier hartelijk dank gezegd.
3o) Bibliographie van den Vlaamschen Taalstrijd. - Als gevolg op den oproep in de Verslagen en Mededeelingen der Academie verschenen, heeft een onbekende, uit Antwerpen, aan den Bestendigen Secretaris laten geworden vijftien officieele brieven en dienststukken, betreffende het ambtelijk gebruik der Vlaamsche taal, tot benuttiging in de uitgave van de heeren Th. Coopman en Jan Broeckaert.
| |
Mededeelingen namens Commissiën.
1o) Bestendige Commissie voor Middelnederlandsche Taal- en Letterkunde. - De heer K. de Flou, secretaris, deelt aan de Academie mede, dat de heer Prof. Dr. W. de Vreese, in de morgenvergadering eene studie gelezen heeft over Mnl. Muren = Ofr. Muer. - De Commissie stelt voor deze studie in de Verslagen en Mededeelingen, onder de Kleine Verscheidenheden op te nemen. - (Goedgekeurd.)
| |
| |
2o) Bestendige Commissie voor Nieuwere Taalen Letterkunde. - Ter uitgave aangeboden verhandeling, als Nr 6 van het Van de Ven-Heremans-Fonds. - De heer Th. Coopman, secretaris, brengt verslag uit over de morgenvergadering der Commissie: namens het Bestuur, werd haar, om advies, het handschrift overgemaakt van eene verhandeling getiteld: De statistische methode in de Plantenkunde en hare toepassingen op de Studie van den invloed der levensvoorwaarden, door den heer Dr. C. de Bruyker, praeparator aan de Gentsche Hoogeschool, ter uitgave als nr 6 van het Van de Ven-Heremans'-Fonds aangeboden. - De Commissie heeft tot verslaggevers benoemd: de heeren Prof. Dr. Julius Mac Leod, Isid. Teirlinck en A. de Cock.
| |
Letterkundige Mededeeling.
Door den heer Gustaaf Segers, over: J.M. Dautzenberg. Bloemlezing, met Levensbericht en Inleiding, door Arnold Sauwen. Met portret van den Dichter. Uitgegeven door de Vereeniging der letterkundigen. De Vlaamsche Boekhandel, Brussel, 1908. (XVI + 158 blzz.).
Het eerste eeuwfeest van Dautzenbergs geboorte werd verleden jaar in de Koninklijke Vlaamsche Academie, te Heerlen, zijne geboorteplaats, en te Elsene, waar hij het grootste deel van zijn leven doorgebracht heeft, plechtig herdacht.
Er bestaat geen doeltreffender middel om eenen dichter te vereeren, dan het uitgeven zijner werken. Weinigen winnen er echter bij dat hunne ‘volledige werken’ worden herdrukt; het getal dergenen, die daardoor veel hebben verloren, is niet gering.
Eenekeus, wanneer deze ooideelkundig gedaan wordt, is de beste hulde, die men hem kan bewijzen.
Dit is het geval met de Bloemlezing uit Dautzenbergs werken, door Arnold Sauwen in 's dichters jubeljaar uitgegeven.
Namens den heer Sauwen heb ik de eer een exemplaar van deze uitgave aan de Koninklijke Vlaamsche Academie aan te bieden.
| |
| |
De keuze mag gelukkig genoemd worden; het boek geeft een juist denkbeeld van de geaardheid en het talent van een onzer gemoedelijkste, beminnelijkste dichters.
Evenals Dautzenberg, is Sauwen een Limburger, een Limburger van top tot teen; een fijngevoelend dichter, die scherp ziet en kleurig maalt Hij heeft zijn werk met liefde verricht.
De Inleiding is eene goede letterkundige studie. Daarin wordt de fout vermeden, die niet alle lofredenaars van Dautzenberg hebben weten te vermijden. Zij meenden niet alleen verplicht te zijn hunnen lieveling op het voetstuk te hijschen; maar ook andere dichters, zelfs de besten, daarvan te moeten neerhalen, wat onrechtvaardig en nutteloos was.
Hier is de Limburgsche zanger naar waarheid geschetst en beoordeeld. Hij brak af met de laatste overleveringen der Rederijkers en had de natuur, de natuur, waarin hij leefde, lief. Hij kende en gevoelde die; hij had eene eigenaardige, scherp afgeteekende personaliteit, wist even goed om hem heen te blikken, als in zich zelven neer te dalen, en drukte uit, wat hij zag en gevoelde, gelijk hij dat zag en gevoelde.
Hij was een vriend van het eenvoudige, het echte, het goede; hij had de familie, den geboortegrond, de taal, lief, kinderlijk lief: hij was daarbij een kunstenaar; hij beheerschte als weinigen de techniek zijner kunst; hij was dichter, een Limburgsch dichter, een vaderlandsch dichter. De heer Sauwen haalt eer van zijn werk.
| |
Dagorde.
1o) Boekerij der Academie. Jaarlijksch verslag door den Bestendigen Secretaris, ingevolge art. 16 van het Reglement van inwendige orde voor de Secretarie. - De Bestendige Secretaris geeft lezing van zijn verslag over den toestand van de Boekerij der Academie, gedurende het afgeloopen dienstjaar 1908. De Vergadering beslist dat dit verslag in de Verslagen en Mededeelingen zal opgenomen worden. (Zie verder op blz. 116.)
2o Begrooting der Academie voor het jaar 1910. - De Bestendige Secretaris brengt de begrooting ter tafel, door hem voor het dienstjaar 1910 opgemaakt, en welke
| |
| |
door de Commissie voor Rekendienst, in hare vergadering van 9 Februari, werd aangenomen. - De Bestendige Secretaris geeft aan de Vergadering lezing van het stuk dat ter inzage op het bureel wordt gelegd. - Na kennisneming sluit de Vergadering zich bij de voorgestelde Begrooting aan: deze zal, door het Bestuur, aan den Weled. Heer Minister van Wetenschappen en Kunsten, ter goedkeuring, worden voorgelegd.
3o) Letterkundige wedstrijden voor 1909. - Wedstrijd over Onderwijs. Samenstelling van den keurraad. - De Bestendige Secretaris deelt aan de Vergadering mede, dat een antwoord, met kenspreuk: Multi sunt vocati, pauci vero electi, op de volgende prijsvraag voor 1909 uitgeschreven, is ingezonden geworden:
Verhandeling over de kinderliteratuur; hare geschiedenis (breed geschetst) in de meeste beschaafde landen; hare voornaamste voortbrengselen, hier en elders; haar doel en hare vereischten; middelen tot aanmoediging.
Prijs 600 fr., of een gouden gedenkpenning van gelijke waarde.
Op voorstel van het Bestuur, worden tot leden van den keurraad benoemd: de heeren Th. Coopman, steller van de vraag, J. Bols en Is. Teirlinck.
4o) Commissie tot het voordragen van candidaten voor het lidmaatschap der Academie. - Benoeming eener Commissie van drie Leden, die samen met het Bestuur het vereischte getal candidaten zullen voorstellen. - Worden tot leden der Commissie benoemd: de heeren Th. Coopman, Amaat Joos en Prof. Dr. Julius Mac Leod.
5o) Bestendige Commissie voor Nieuwere Taalen Letterkunde. - Van de Ven-Heremans Stichting. Vierde verslag (Dienstjaar 1908). - Namens de Commissie brengt de heer Th. Coopman, secretaris, verslag uit over de werkzaamheid betreffende het Van de Ven-Heremans' Fonds en dezes geldelijken toestand gedu- | |
| |
rende het dienstjaar 1908. (Zie verder op blz. 118.) - Ingevolge art. 4 van het Koninklijk Besluit van 13 Mei 1905, waarbij het Reglement van deze Stichting werd goedgekeurd, zal een afschrift van het verslag aan den Weled. Heer Minister van Wetenschappen en Kunsten worden overgemaakt.
6o) Lezing door den heer Omer Wattez: De Tannthäuserlegende. - Deze legende is in onze letteren bekend onder den naam van Heer Dancelken. Het lied van Heer Daneelken is eene bewerking naar het Duitsch, waarschijnlijk van het einde der 15de eeuw. Sommige uitdrukkingen bewijzen, dat de vertaler den tekst niet goed heeft begrepen. Het oudste Tannhäuser-lied, dat wij bezitten, dagteekent van 1515, en werd gedrukt te Nurenberg.
Uhland geeft drie lezingen van het lied in zijne verzameling Alte hoch- und niederdeutsche Volkslieder. Later werd nog eene Zwitsersche lezing ontdekt en in 1850 opgeschreven.
Al die lezingen komen in de hoofdtrekken overeen, doch verschillen in tal van bijzonderheden. Aan alle ligt een ouder, Germaansch lied ten grondslag. De held der sage zal eene soort van Heer Oluf zijn geweest, die in het woud of in den berg verkeerde met Frau Holda en de Elven, wier grot bewaakt werd door den grijzen Eckardt.
Later is de naam Tannhäuser in de plaats van den vroegeren gekomen en Frau Holda is Venus geworden. Tannhäuser was een ridder-minnezanger, die in het midden der 13de eeuw in Zuid-Duitschland leefde. Hij was de zinnelijkste der zangers en leidde een zeer avontuurlijk leven. Zijne dartele liederen zijn eene scherpe tegenstelling met zijn Boetlied, waarin hij de H. Maagd aanroept zijne zinnen te willen sterken tegen bekoring.
Dat zal genoeg geweest zijn om den held van het vroegere mythisch-Germaansch lied te worden. Daarbij
| |
| |
kwam dan de pelgrimstocht naar Rome, de legende van den staf die rozen draagt; dit alles zijn bekende middeleeuwsche toestanden en symboliek.
Vreemde elementen als de verwensching van Paus Urbanus, die te hardvochtig is voor Tannhäuser, wat hem naar Venus doet terugkeeren, schijnen onder den invloed der Hervorming te zijn ingelascht. In de Zwitsersche lezing komen bijzonderheden uit de bekende Barbarossa-legende voor. Dit alles veronderstelt teksten, die wij nog niet kennen. Richard Wagner heeft het diep tragische van het onderwerp begrepen: de drift, die onbevredigd laat, met het bewustzijn der zonde en het smecken om genade, en hij schiep zijnen Tannhäuser, dien de heele wereld bewondert.
Naar Wagners opvatting dichtte de heer Wattez voor zijne rij Germaansche Beelden eene nieuwe lezing, die hij voordraagt.
Op voorstel van den heer Bestuurder beslist de Vergadering, dat de lezing van den heer Wattez in de Verslagen en Mededeelingen zal opgenomen worden.
De vergadering wordt te 4 uur gesloten.
|
|