Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1906
(1906)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 709]
| |
Vergadering van 26 September 1906.Aanwezig: de heeren Jan Broeckaert, bestuurder; Karel de Flou, onderbestuurder, en Edw. Gailliard, bestendige secretaris; de heeren Dr. H. Claeys, Jhr. Mr. Nap. de Pauw, Mr. Julius Obrie, Th. Coopman, Jan Bols, Des. Claes, Jhr. Dr. Karel de Gheldere, Dr. L. Simons, Gustaaf Segers, Dr. Willem de Vreese, Jac. Muyldermans, Jan Boucherij, Baron de Bethune en Amaat Joos, werkende leden; De heeren Mr. Paul Bellefroid, Dr. C. Lecoutere en Omer Wattez, briefwisselende leden. De heer Edw. Gailliard, bestendige secretaris, leest het verslag over de Augustus-vergadering. - Het wordt goedgekeurd.
Afsterven van den heer Alfons Janssens, werkend lid. - Bij telegram van den Weled. heer van Naemen, burgemeester van St.-Nikolaas, werd, den 1 September, officieel bericht aan de Academie gezonden van het afsterven van den heer Alfons Janssens, werkend lid. - Bij brieve van denzelfden dag, bracht de Bestendige Secretaris die treurige mare ter kennis van de heeren Leden der Academie. | |
[pagina 710]
| |
Na die officieele mededeeling, opent de heer Bestuurder de vergadering met eene welgemeende hulde aan de nagedachtenis van den betreurden afgestorvene te brengen:
Mijne Heeren.
Toen ik, in 't begin van mijn bestuursjaar, hulde bracht aan onze reeds talrijke afgestorvene Medeleden, eindigde ik mijne toespraak met de hoop uit te drukken dat wij in den loop van 1906 geen nieuwe verliezen zouden hebben aan te stippen. Die hoop werd, helaas, niet verwezenlijkt. Den 1 September laatst ontvingen wij de droeve tijding dat alweder een onzer geachte Medeleden, de heer Alfons Janssens, na eenen aanval van beroerte, te Lucern, in Zwitserland, was overleden. Zoo maait de onverbiddelijke dood schier zonder ophouden in de rangen der Koninklijke Vlaamsche Academie!
De heer Janssens, een der gemoedelijkste onzer Vlaamsche dichters, had den ouderdom van 65 jaren nog niet bereikt. Na gedurende ongeveer tien jaar deel te hebben uitgemaakt van onze Instelling als briefwisselend lid, werd hij tot het werkend lidmaatschap bevorderd den 20 April 1898. Den 20 Juni laatst woonde hij nog onze maandelijksche vergadering bij. De teraardebestelling van onzen betreurden collega heeft plaats gehad te St.-Nikolaas den Woensdag 5 September en werd door uwen bestuurder en de heeren Joos en Verriest bijgewoond. Namens de Academie heb ik het mij tot plicht geacht ten sterfhuize de gebruikelijke lijkrede uit te spreken. Zijne gedachtenis blijve ons dierbaar, omdat hij, anderen tot voorbeeld, zijn leven gewijd heeft aan de verheffing van onzen stam, aan de beschaving en de veredeling van zijn volk. Mogen wij de lijst onzer dooden in lang met geen nieuwe namen hebben aan te vullen! | |
[pagina 711]
| |
- Op voorstel van Jhr. Mr. Nap. de Pauw, beslist de vergadering dat de lijkrede, door den heer bestuurder Broeckaert ten sterfhuize uitgesproken, in de Verslagen en Mededeclingen zal opgenomen worden. Verder beslist de Vergadering, dat, in naam der Academie, door het Bestuur een brief van rouwbeklag aan de geachte familie Janssens zal gezonden worden.
Afsterven van den heer Jan van Rijswijck. - De heer Gustaaf Segers richt tot de Vergadering eenige roerende woorden ter vereerde nagedachtenis van Jan van Rijswijck, den kundigen man, den welsprekenden redenaar, die aan de Vlaamsche Beweging en aan de Nederlandsche Letteren zoo menige en zoo uitstekende diensten bewezen heeft. Spreker drukt zich uit in dezer voege:
Waarde Collega's,
Zondag, den 23en dezer maand, overleed in de kleine gemeente Testelt, in Brabant, een man, die tot de edelsten van ons volk behoorde: Jan van Rijswijck, gewezen Burgemeester en Volksvertegenwoordiger van Antwerpen. Het past, dat hem in de Koninklijke Vlaamsche Academie hulde gebracht worde om zijn uitstekend talent, om de onschatbare diensten, die hij aan de Nederlandsche Letterkunde, aan de Vlaamsche Beweging heeft bewezen. De Burgemeester van Antwerpen droeg eenen naam, die de Vlamingen dierbaar is boven velen, en hij was ook een ‘Van Rijswijck’ van top tot teen. De | |
[pagina 712]
| |
liefde tot onze taal, de gave der poëzie was hem aangeboren, door familieoverleveringen ingeprent. Antwerpenaar, ‘Sinjoor’ was hij: fier en trotsch op zijne geboortestad, evenals zijn grootvader, Cornelis, zijn vader Jan, zijne oomen Theodoor en Lambert van Rijswijck. De Antwerpsche kleur, de Antwerpsche jovialiteit zat hem, evenals al wat Van Rijswijck hiet, in het bloed. Ook het literarisch, het dichterlijk talent. Bij hem vond dit vooral zijne uiting in de welsprekendheid. Daarin was hij een meester, gelijk wij. Vlamingen, er waarschijnlijk geen tweeden gehad hebben. Op het zes en twintigste Taal- en Letterkundig Congres, waar Jan van Rijswijck over de beschaafde uitspraak handelde, verklaarde de heer Muller mij, dat hij de Nederlandsche taal nooit zoo schoon had hooren spreken. En, inderdaad, het Nederlandsch had, in den mond van dezen redenaar, iets zoo welluidends, zoo bekoorlijks, dat zij, die hem nooit gehoord hebben, zich daar geen denkbeeld van kunnen vormen. Wat wonder mocht genoemd worden: hetzij hij vóor de rechtbank pleitte, hetzij in eene letterkundige vergadering over den roem van het voorgeslacht sprak, bij feestelijke gelegenheden aan de schooljeugd lessen van vaderlandsliefde voorhield, hetzij voór eene opgehitste volksmenigte de vijanden onzer taal bloedig zweepte; altijd wist hij den gepasten toon te treffen; altijd wist hij zijne toehoorders te behagen, te bekoren, te roeren, mede te sleepen. Jan van Rijswijck was een kunstenaar met het woord; zijn speeltuig was zonder weerga, en een virtuoos als hij is overal en te allen tijde zeldzaam geweest. De algemeene Nederlandsche taal was zijne voertaal; doch het Antwerpsche kleurige woord, het verfijnd Antwerpsch speelde er overal door; het merkteeken zijner lieve, eigenaardige personaliteit, het ‘Van Rijswijcksche’, was op alles gedrukt wat hij sprak en schreef. | |
[pagina 713]
| |
Want, met de pen wist Jan van Rijswijck even meesterlijk om te gaan als met het woord; gerust mag ik zeggen, dat tal zijner geschriften, evenals zijner redevoeringen, wezenlijke modellen van letterkunde, van zuivere, sierlijke taal, van oorspronkelijken, zwierigen stijl mogen genoemd worden. Een letterkundige, een dichter, in den vollen zin des woords, is Jan van Rijswijck geweest, als al de ‘Van Rijswijck's’, en ik meen hier te mogen verklaren, dat hij mij, nu reeds vele jaren geleden, zijne smart uitdrukte, zich niet uitsluitend op de letterkunde te hebben toegelegd. Ook een Vlaming, een Vlaming uit éen stuk, was hij. Wij allen herinneren ons zijne gloeiende toespraken, waar het gold het herstel onzer miskende rechten te eischen, - zijne bijtende pleidooien, waar het gold hen bij te staan, welke ter verdediging dezer rechten in de bres waren gesprongen. Mr. Rvckmans, de deken der Antwerpsche advocaten, herinnerde het dezer dagen, dat zijn ambtgenoot, Mr. Jan van Rijswijck vóor het gerecht de volkstaal, de taal der betichten sprak. Hij deed het op zulke meesterlijke wijze, dat de magistraten aan zijne lippen hingen, en hij tot voorbeeld aan heel de balie diende. In eene der laatste Vlaamschgezinde redevoeringen, welke de dierbare afgestorvene uitsprak, drukte hij de Vlamingen vooral op het hart Vlaamsch te zijn in hun huiselijken kring, in hun dagelijksch leven. Hij ontwikkelde deze noodzakelijkheid op die gemoedelijke en tevens pittige wijze, welke hem eigen was, zoodat hij op allen een onvergetelijken indruk teweeg bracht.
Mijne Heeren, het Vlaamsche Volk zal Jan van Rijswijck dankbaar blijven om de vele diensten, die hij aan de Vlaamsche Beweging, aan de Nederlandsche Letterkunde heeft bewezen. | |
[pagina 714]
| |
De heer Bestuurder zegt den heer Segers dank voor zijne hartelijke toespraak. Namens de Academie sluit hij zich bij de lofrede op Jan van Rijswijck aan; hij brengt insgelijks den afgestorvene hulde voor al het goede dat wij hem op het gebied der Nederlandsche Letterkunde, der verdediging onzer taalbelangen verschuldigd zijn. (Algemeene bijtreding.)
Aangeboden boeken. - Daarna legt de Bestendige Secretaris de lijst over van de boeken aan de Academie sedert hare laatste vergadering aangeboden: Door de Regeering: Commission Royale d'Histoire. Inventaire analytique des chartes de la collégiale de Saint-Pierre à Liège, par Edouard Poncelet, conservateur des Archives de l'Etat, à Mons. Bruxelles, 1906. Id. Inventaire de la ‘librairie’ de Philippe le Bon (1420), publié par Georges Doutrepont, professeur à l'Université de Louvain. Bruxelles, 1906. Inventaire analytique des Archives des Etats de Hainaut, par Léopold Devillers, conservateur honoraire des Archives de l'Etat, membre de la Commission Royale d'Histoire, etc., publié par ordre du Gouvernement et du Conseil provincial. Tome III. Mons, 1906. Congrès international d'expansion économique mondiale, tenu à Mons du 24 au 28 Septembre 1905, sous le haut patronage de Sa Majesté le roi I éopold II et du Gouvernement Belge: Documents préliminaires et compte rendu des séances. Bruxelles, 1905. Rapports. Section I: Enseignement. (Deelen I, II en III.) - Section II: Statistique internationale. - Section III: Politique économique et douanière. - Section IV: Marine. - Section V: Expansion civilisatrice vers les pays neufs. - Section VI: Moyens et agents d'expansion. (Te zamen 8 boekdeelen.) Bruxelles, 1905. | |
[pagina 715]
| |
Woordenboek der Nederlandsche Taal. Elfde deel, elfde aflevering (Over-Overhoop), bewerkt door Dr. G.-J. Boekenoogen, met medewerking van Dr. J. Heinsius. 's Gravenhage, 1906.
Tijdschriften: Bulletin de la Classe des Lettres et des Sciences morales et politiques et de la Classe des Beaux-Arts, 1906, nos 5 et 6. - Bulletin de la Commission Royale d'Histoire, 1906, no II. - Annales de la Société d'Archéologie de Bruxelles, 1906, I et II. - Bulletin des Commissions Royales d'Art et d'Archéologie, 1905, nos 7 et 8. Annales des Travaux publics de Belgique, 1906, no 4 et Table des Matières de la deuxième série (Tomes I à X, années 1896 à 1905). - Arbeidsblad, uitgegeven door het Arbeidsambt van België, 1906, nrs 13-15. - Bibliographie de Belgique, 1906. Première partie: Livres, nos 13-16; deuxième partie: Publications périodiques, nos 13-16. Bulletin mensuel des Sommaires des Périodiques, nos 6-8. - Bulletin de l'Agriculture, 1906, no 4. - Bulletin des Musées Royaux, 1906, nos 11 et 12 - Revue Sociale Catholique, 1906, nos 10 et 11. - Revue de l'Université de Bruxelles, 1905-1906, no 10. - Wallonian, 1906, nos 6-9.
Door de Société d'Émulation, van Brugge: Annales de la Société d'Émulation de Bruges. Revue trimestrielle pour l'étude de l'histoire et des antiquités de la Flandre. Tome LVI de la collection, 3me fascicule. Aout 1906.
Door het Comiteit der Tentoonstelling van het Boek te Oostende: Catalogue de l'Exposition du Livre Belge d'Art et de Littérature, organisée par le Musée du Livre. 1906.
Door de Koninklijke Akademie van Wetenschappen, te Amsterdam: Jaarboek van de Koninklijke Amademie van Wetenschappen gevestigd te Amsterdam. 1905. Amsterdam, 1906. Verslagen en Mededeelingen der Koninklijke Akademie van Wetenschappen. Afdeeling Letterkunde. Vierde reeks, zevende deel. Amsterdam, 1906. De Literatuur van den Sāmaveda en het Jaiminigrhyasūtra, door W. Caland. (Verhandelingen der Koninklijke Akademie van Wetenschappen te Amsterdam.) 1905. De woordafleidende Suffixen van het Baskisch. Eene bijdrage tot de kennis der Baskische woordvorming van C.C. Uhlenbeck. Id., id, nr 3.) Amsterdam, 1905. | |
[pagina 716]
| |
Die Entstehung des west-gothischen Gaius von Max Conrat (Cohn). (Id., id., nr 4.) Amsterdam, 1905. Neue Bildnisse des Kaisers Augustus von A.-E.-J. Holwerda. (Id., id., nr 5, mit 6 tafeln.) Amsterdam, 1905. De Opdracht van het Ruwaardschap van Holland en Zeeland aan Philips van Bourgondië, door Th. van Riemsdyk. (Id., Deel VIII, nr 1.) Amsterdam, 1906Ga naar voetnoot(1). Taalvergelijkende Verhandeling over het Aneityumsch, met een Aanhangsel over het klankstelsel van het Eromanga, door H. Kern. (Id., id., nr 2.) Amsterdam, 1906.
Door de Koninklijke Bibliotheek te 's Gravenhage: Verslag over den Toestand der Koninklijke Bibliotheek in het jaar 1905. 's Gravenhage, 1906.
Door den heer Jan Boucherij, werkend lid: Peter Benoits-Fonds, gesticht te Antwerpen op 17 Oogst 1902. Jaarboek over 1904-1905. Antwerpen, 1906. De Maire van Antwerpen. Vaderlandsch Drama in vijf bedrijven, door Frans Gittens Antwerpen, 1906. Verhandelingen van de Katholieke Vlaamsche Hoogeschooluitbreiding, nr 86. Het Einde van het Leven, door Dr. Ferd. Ghys. Liederen voor ons Volk. Maandelijksche uitgave. 2e jaargang, 1905-1906. - Nr 7. Ring-King. Gedicht van René de Clercq, muziek van Jef Rheinhard. - Nr 8. Maaierslied. Gedicht van Karel Casteels, muziek van Cesar Hinderdael. - Nr 9. Vorst en Vaderland. Gedicht van Julius de Geyter, muziek van Franz Verhaeren.
Door den heer D. Claes, werkend lid: De heilige Encratida, maagd en martelares, door de Schrijvers der Franciscaansche Bibliotheek; uit het Fransch vertaald door D. Claes. Brussel, Acht, 1906.
Door den heer Jhr. Dr. K. de Gheldere, werkend lid: 1806-1906. Eeuwfeest van het Klein Seminarie te Rousselare Gedicht voorgedragen op den dag der Jubelviering den 30n Juli 1906, door Dr. Karel de Gheldere. Rousselare, z.j. | |
[pagina 717]
| |
Door den heer Franz Jostes, hoogleeraar te Münster in Westfalen, buitenlandsch eerelid: Die Kaiser- und Königs-Urkunden des Osnabrücker-Landes, in Lichtdruck herausgegeben von Professor Dr. Franz Jostes, Privatdocenten an der Königlichen Akademie zu Münster i/Westf. Münster i/W. Z.j. Die Kaiser- und Königs-Urkunden des Osnabrücker-Landes, in Lichtdruck herausgegeben von Professor Dr. Franz Jostes, Privatdocenten an der Königlichen Akademie zu Münster. Sonderausgabe der Einleitung zu den Lichtdrucken der Urkunden. Münster i/W. Z.j. Johannes Veghe, ein deutscher Prediger des XV Jahrhunderts. Zum ersten Male herausgegeben von Franz Jostes. Halle, 1883. Die Waldenser und die vorlutherische deutsche Bibelübersetzung. Eine kritik der neuesten Hypothese von Dr. Franz Jostes, Privatdocent der deutschen Sprache und Litteratur an der K. Akademie zu Münster i/W. Münster i/W. 1885. Die Tepler Bibelübersetzung. Eine zweite Kritik von Dr. Franz Jostes, Privatdocent der deutschen Sprache und Litteratur an der K. Akademie zu Münster. Münster i/W.... 1886. Quellen und Untersuchungen zur Geschichte, Kultur und Litteratur Westfalens I Band: Daniel von Soest. Ein westfälischer Satiriker des 16. Jahrhunderts. Herausgegeben und erläutert von Franz Jostes. Paderborn 1888.
Der Rattenfänger von Hameln. Ein Beitrag zur Sagenkunde. Nebst Mitteilungen über einen gefälschten Rattenfänger-Roman, von Professor Dr. Franz Jostes. Bonn, 1895. Meister Eckhart und seine Jünger, ungedruckte Texte zur Geschichte der deutschen Mystik, herausgegeben von Franz Jostes. Freiburg (Schweiz), 1895.
Joh. Mathias Seling. Sein Leben und sein Streben zur Linderung der sozialen Not seiner Zeit, von Dr. Franz Jostes, ausserordentlichem Professor an der Königlichen Akademie zu Münster i. W, Mit einem Bildnis Selings und einer Auswahl aus Seinen Gedichten. Münster i. W., 1900. Westfälisches Trachtenbuch. Die jetzigen und ehemaligen westfälischen und schaumburgischen Gebiete umfassend. Bear- | |
[pagina 718]
| |
beitet von Dr. Franz Jostes. Mit 24 Tafeln in Farbendruck nach Originalzeichnungen von Johs. Gehrts, zahlreichen Textabbildungen und einer historischen Uebersichtskarte. Bielefeld, Berlin und Leipzig, 1904. Die münstersche Kirche vor Lindger und die Anfänge des Bistums Osnabrück. Von Franz Jostes. Münster, 1904. Roland in Schimpf und Ernst. Die Lösung des Rolandrätsels von Dr. Franz Jostes, Professor an der Universität Münster. Dortmund, 1906. Vorchristliche Altertümer in Gaue Süderberge (Iburg.), von F. Jostes und W. Essmann. Mit 9 Tafeln Zeichnungen. Münster, 1888.
Door den heer D. de Somviele, archivaris der stad Thielt: Fragmenta. Maandschrift voor de Geschiedenis van Steden en Dorpen in Vlaanderen. Jaargangen 1887 tot 1891. (Verscheen onder hoofdredactie van wijlen Dr. Carton, van Wynghene.)
Door den heer Gustaaf d'Hondt, beambte aan het stadhuis te Gent: Van Simpele Menschen, door Gustaaf d'Hondt. Amsterdam, 1906.
Door den heer Emiel Gielkens, te Hasselt: Voorwaarts, door Em. Gielkens. Brussel, 1906.
Door den heer D. Verswyvel, te Antwerpen: Beschrijving van den Toren van de Kathedrale Kerk van Antwerpen, gevolgd door degene van de kunstige sneeuwbeelden binnen de Stad met klinkdicht op de bevrozen Rivier De Schelde in den winter van Januari 1716 volgens een oude gedrukte Antwerpsche Kronyk uitgegeven door D.V. Antwerpen, 1906.
Door den heer A. van der Schelden, drukker en uitgever, te Gent: Den Roomschen catechismus ofte Het kort begrijp van het Christen en Catholyk Geloof. Uyt gegeven door 't bevel van het H. Algemeyn concilie van Trenten. In het Nederduyts vertaald door Hr en Mr W. Foppens, P. tot L. Den tweeden druk merkelijk verbetert. Te Antwerpen, voor Frederick van Metelen. Anno 1687. | |
[pagina 719]
| |
Vlaemsche Spraekkonst, ten gebruyke der Roomsch-Katholyke scholen; door Ch. van D..., onderwijzer. Eerste stukje, derde uitgaaf. Gent, z.j. (1817). Elémens de la langue hollandaise, par M. Lauts. 2de édition. Bruxelles, 1825. Verzameling van saemenspraeken, van sprekwijzen die men niet letterlyk kan vertaelen, van schoone gedenk-spreuken, van levens-gedrag-regelen, van spreek-woorden, enz. in het Fransch en in het Vlaemsch. Zeer noodzaekelyk voor de jongheyd en voor persoonen die begeerig zyn de fransche tael te leeren. Door D. Brugge, 1831. Nederduytsche Spraekkunst. Tweede deel. Woordvoeging en Prosodie. Door J. David, Pr., Prof. der Nederduytsche letterktunde aen de Catholyke Universiteyt Mechelen, 1837. Dicht- en Prozastukken, ten gebruike der Nederduitsche scholen, uit Noord- en Zuidnederlandsche schrijvers bijeenverzameld. St.-Truyen, 1844. Eerste beginselen der Nederduitsche Spraekkunst. Z. pl. of j. (1846.) De eer der vrouw. Drama in vijf bedrijven, door Pieter Geiregat. Gent, 1861. Onze constitutiefeesten van 1880, door Jan de Striemer. Gent, 1881. Nieuw verkort Nederduytsch en Fransch woordenboek. (Titelblad ontbreekt.) De vernieuwde cyfer-konst, noyt voor deze zoo gedrukt nog den leerling grondiger ende duydlyker voorgesteld, door David Cock, van Enchuysen. Vermeerdert met verscheyde Questien en Wissels uytgewerkt, ook door de Ketting-Regel en Proeve op ieder Questie, zoo door de..... Door J.-B. Wappers van Antwerpen. t' Antwerpen, bij J.-J.-G. de Marcour, boekdrukker ende verkooper. Z.j.
Door den heer O. van Hauwaert, leeraar aan het Koninklijk Atheneum, te Gent: Le mouvement intellectuel flamand, par O. van Hauwaert Z. pl. en. z.j.
Door de Redactie: De Tuinbode, 1906, nr 9. | |
[pagina 720]
| |
Ingekomen boeken. - Voor de boekerij der Academie zijn ingekomen:
De Gids, September 1906. Friesch Woordenboek (Lexicon frisicum), bewerkt door Waling Dykstra; benevens Lijst van Friesche Eigennamen, bewerkt door Johan Winkler. Afl. 21. Leeuwarden, z.j.
Ruildienst.
De Belgische School. 1906, nrs 4 en 5. - Bijdragen tot de geschiedenis bijzonderlijk van het aloude Hertogdom Brabant, Aug.-Sept., 1906. - Biekorf, 1906, nrs 15, 16 en 17. - Christene School, 1906, nrs 20 en 21. - Dietsche Warande en Belfort, 1906, nrs 8-9. - Den Gulden Winckel, 1906, nrs 8-9. - De Katholiek, 1906, Aug.-Sept. - Het Katholiek Onderwijs, 1906, nrs 10-11 - De Maasgouw, 1906, nrs 5 en 6. - Neerlandia, 1906, nr 8. - Noord en Zuid, 1906, nrs 1-9. - De Opvoeder, 1906, nrs 23-25. - De Opvoeding, 1906, nrs 8 en 9. - De Schoolgids, 1906, nrs 31-36 en van blz. 241 tot 256 van ‘Studiën op de Poedagogie’ door Roeland Van de Casteele. - St.-Cassianusblad, 1906, nrs 10 en 11. Bijvoegsel, nrs 15-16. - De Student, 1906, nrs III en IV. - Studiën, 1906, nr 5. - Tijdschrift voor Boek- en Bibliotheekwezen, 1906, nr 4. - Het Vlaamsch Bestuur, 1906, nrs 6-7. - De Vlaamsche Arbeid, 1906, nr 6. - De Vlaamsche Kunstbode, 1906, nr 7. - Vragen van den Dag, 1906, nr 9 - Volkskunde, 1906, nrs 3-4.
Ingekomen brieven. - De Bestendige Secretaris stelt de Academie in kennis met de ingekomen brieven:
1o) Overeenkomst met den drukker der Academie. - Brief van 17 Augustus 1906, waarbij de Weled. Heer Minister van Binnenlandsche Zaken en Openbaar Onderwijs de overeenkomst goedkeurt die, namens het Bestuur, op 1 Augustus, door den Bestendigen Secretaris met den heer A. Siffer, drukker der Academie, werd gesloten. | |
[pagina 721]
| |
2o) Prijsvraag over het Drukkersvak. Brief van 27 Augustus 1906, waarbij de heer J.W. Enschedé, uit Amsterdam (Heerengracht, 68), in aansluiting met zijn schrijven van 2 Februari 1905, aan de Academie een afdruk zendt van zijn opstel ‘De prijsvraag over het Drukkersvak van de Koninklijke Vlaamsche Academie’, dat in het Tijdschrift voor boek- en bibliotheekwezen (IVe jaargang, blz. 174-178) verschenen is. - Verzonden naar de Commissie voor Prijsvragen.
3o) Wedstrijden. - a.) Mededeeling uit Gotha, vanwege het Justus Perthes' Geographische Anstalt, onder hoofdredactie van Prof. Langhans, waaruit blijkt dat de Redactie van het tijdschrift ‘Deutsche Erde’, in nr 3 van den loopenden jaargang verschillende prijsvragen der Academie heeft opgenomen. b.) Brief uit Amsterdam, van 1 Augustus 1906, waarbij een heer, die, om de bedoeling der voorschriften omtrent onderteekening met spreuk van op prijsvragen ingezonden antwoorden niet te verijdelen, zijn naam meent te moeten verzwijgen, de Academie verzoekt de prijsvraag ‘De invloed der Pleïade op de Nederlandsche letterkunde’ op nieuw uit te schrijven, en er ettelijke vragen door hem opgegeven bij te voegen, nl. over de geschiedenis van den Nederlandschen versbouw, over de beteekenis van den zang in de vertooningen der Rederijkers enz. - De Academie beslist | |
[pagina 722]
| |
dit schrijven naar de Commissie voor prijsvragen te verzenden.
4o) Verein für rheinische und westfälische Volkskunde. - Brief van 21 Augustus 1906, waarbij de Weled. heer K. Wehrhan (Elberfeld, Arminiusstrasse. 5), namens het Bestuur van het Verein für rheinische und westfälische Volkskunde, met het doel een meer nauwkeurige samenstelling van het geheele materiaal van de Volkskunde te bewerken, de Koninklijke Vlaamsche Academie verzoekt hem daartoe hare medewerking te willen verleenen. | |
Mededeelingen door den Bestendigen Secretaris.1o) Van de pers gekomen uitgaven. De Bestendige Secretaris heeft, den 17 Augustus 1906, aan de Heeren werkende en briefwisselende Leden een exemplaar gestuurd van de volgende werken, die van de pers zijn gekomen: a.) Jehan Froissart's Cronyke van Vlaenderen, getranslateert uuten franssoyse in duytscher tale bij Gerijt Potter van der Loo in de XVe eeuw, uitgegeven en toegelicht door Jhr. Mr. Nap de Pauw. Tweede deel, derde aflevering: Tafels der personen en plaatsen. - (Met nieuwen titel, ter vervanging van de titels die met de eerste en de tweede aflevering van het tweede deel gedrukt werden: deze derde aflevering moet derhalve te zamen met de eerste en de tweede ingebonden worden.) | |
[pagina 723]
| |
b.) Uitgave van de Van de Ven-Heremans' Stichting. Nr 4: Overzicht der Staatsinstellingen van België, door K. van Acker, zoon, advocaat bij het hof van beroep, leeraar aan 's Rijks lagere en middelbare Normaalschool te Gent.
2o) Van de Ven-Heremans' Stichting. Uitgave Nr 4 van de pers gekomen. - Den 17 Augustus 1906 kwam van de pers het boek getiteld: Overzicht der Staatsinstellingen van België door K. van Acker, zoon, dat de Koninklijke Vlaamsche Academie, in hare vergadering van 18 April 1906 beslist had als Nr 4 onder de uitgaven van het Van de Ven-Heremans' Fonds op te nemen. Bij brieve van 17 Augustus heeft de Bestendige Secretaris daarvan, namens de Academie, officieel kennis gegeven aan den Zeer Eerw. Heer Pater Van de Ven, S.J., den milden stichter van het Fonds, en hem een exemplaar van het boek vereerd.
3o) Heer Dr. Jostes, buitenlandsch eerelid, schenkt boeken aan de Academie. - Op 1 Augustus 1906, heeft de Weled. Heer Dr. Jostes, ons hooggeacht büitenlandsch eerelid, een exemplaar van dertien zijner werken aan de Academie ten geschenke gegeven. (Zie de Lijst der aangeboden boeken, op blz. 717. - Bij brieve van 4 Augustus werd hem daarvoor, door den Bestendigen Secretaris, namens de Academie, een hartelijk woord van dank toegestuurd. | |
[pagina 724]
| |
Onder de geschonken werken hebben wij het boek over den Duitschen prediker Johannes Veghe, dat een voortreffelijke uitgave is, met eene doorwrochte inleiding, van een schrijver uit de XVe eeuw, die door Dr. Jostes ontdekt werd. Die Kaiser- und Königs Urkunden des Osnabrücker-Landes is eene overheerlijke reproductie van 23 oorkonden uit de negende, tiende en elfde eeuwen (alle, behalve eene, op de ware grootte), die sedert twee eeuwen stelselmatig verborgen werden gehouden. De uitgave, met eene scherpzinnige inleiding, draagt de blijken van Jostes' buitengewone veelzijdigheid. Het Westfälisches Trachtenbuch is een prachtig werk, even degelijk en boeiend van inhoud als het oog bekorend door technische uitvoering. Het werd door Prof. Jostes op persoonlijk verlangen van Z.M. den Duitschen Keizer bewerkt. Het mag een standaardwerk heeten in den ruimsten zin des woords, waarvan men elders te vergeefs de wedergade zoekt. | |
Jaarboek voor 1908.Levensbericht van wijlen Jan van Droogenbroeck. - De Bestendige Secretaris brengt ter kennis der Vergadering, dat de heer Jac. Muyldermans zich belasten zal met het schrijven, voor het Jaarboek voor 1908, van het levensbericht van wijlen Jan van Droogenbroeck, gewezen werkend lid der Academie. | |
[pagina 725]
| |
Mededeeling namens de Bestendige Commissie voor het onderwijs in en door het Nederlandsch.De heer Jan Boucherij, secretaris der Commissie, legt het volgende verslag ter tafel over de vergadering van 26 September 1906: Aanwezig de heeren: J. Bols, voorzitter; G. Segers, ondervoorzitter; Des. Claes, W. de Vreese, A. Joos, J. Muyldermans en Jul. Obrie, leden, en Jan Boucherij, secretaris. Na lezing en goedkeuring van het verslag over de 37e vergadering, heeft de Commissie besloten onverwijld over te gaan tot de uitgave harer handelingen; zij heeft daartoe de stukken bijeengebracht, welke in het eerste Bijblad moeten opgenomen worden. Den secretaris der Commissie wordt de last opgedragen den Bestendigen Secretaris der Academie alles ter hand te stellen, wat in het eerste nummer zal verschijnen. Daarna heeft eene bespreking plaats over het punt: ‘Alle onderwijs in de lagere school moet taalonderwijs zijn’. De heeren Des. Claes en G. Segers deelen daarover eenige beschouwingen mede, welke door de leden besproken worden. - De vergadering beslist dat deze mededeelingen in het Bijblad zullen geplaatst worden. | |
Letterkundige mededeeling.Door den heer Amaat Joos, werkend lid, over: Slaven, eene reeks schetsen naar het leven geteekend, door I. de Vreese: Ik bied vanwege Mr Ivo de Vreese, de Academie eenen afdruk aan van Slaven. De Schrijver bedoelt de slaven van den alcohol. Hij wil zijne lezers een diepen afkeer voor dit afschuwelijk vocht inboezemen. Allerbeste inzicht! Immers, moeten | |
[pagina 726]
| |
wij, indien de verderfelijke werking van den alcohol niet op alle wijzen, door woord, door schrift en wet, tegenhouden wordt, niet vreezen voor het algemeen verval, ja voor den ondergang van ons volk?.... 't Is de alcohol die aan de krankzinnigenhuizen 50% hunner ongelukkige bewoners bezorgt; die alle dagen moorden doet begaan, en de toekomst onzeker maakt door het groot aantal anormale kinderen uit alcoholdrinkers geboren. De heer de Vreese had gelijk overal den verhalenden vorm te bezigen, die zeker meer dan de zuiver leerende den gewonen lezer aantrekt. Er is veel verscheidenheid in den inhoud der verhalen. Nu eens zien wij het ongeluk van den dronkaard zelven, dan weer de ellende van zijn huisgezin, van zijne vrouw en kindeen. In sommige zulker schriften wordt de drift naar alcohol als ongeneesbaar voorgesteld. De Schrijver heeft wijzer gehandeld en in eenige tafereelen ook nog hoop op beternis aan den verstokten zuiper gegeven. De taal is nergens gezocht. Moge het werk van den heer de Vreese door velen gekocht en gelezen worden! Kan. Am. Joos. | |
Ter uitgave aangeboden verhandeling.Invloed van Erasmus op het Engelsch tooneel. - Op verzoek van den schrijver, biedt de heer Dr. C. Lecoutere, briefwisselend lid, de volgende verhandeling ter uitgave aan: Bijdrage tot de geschiedenis van den invloed van Erasmus op het Engelsch tooneel in de XVIe en XVIIe eeuwen, door Hendrik De Vocht, doctor in wijsbegeerte en letteren. - Verzonden naar de Bestendige Commissie | |
[pagina 727]
| |
voor Nieuwere Letteren, met verzoek twee keurders te benoemen om over de aangeboden verhandeling verslag uit te brengen. | |
Dagorde.1o) Levensschets van wijlen Alfons Janssens voor het Jaarboek voor 1907. Benoeming van het Lid, dat met het schrijven daarvan zal belast zijn. - De heer Amaat Joos, werkend lid, wordt het schrijven van bedoelde levensschets opgedragen; hij verklaart dat hij zich volgaarne van den gegeven last zal kwijten.
2o) Lezing door den heer Amaat Joos: ‘Om eene rede van buiten te leeren’.
Velen denken, zegt hij, als zij spreken moeten, niet anders te kunnen lukken dan met heel hunne rede te schrijven en daarna stipt van buiten te leeren. Dat is een lastig werk. Om die taak te vergemakkelijken. geeft de heer Joos eene reeks middelen op, die hij vond én in zijne persoonlijke ondervinding, én in proeven door erkende zielkundigen gedaan. Eerst over de stof en den vorm der van buiten te leeren rede. Men zorge voor gedachten die klaar zijn, nauw aan malkander verbonden, pittig uitgedrukt en in woorden aan wier gebruik men gewoon is. | |
[pagina 728]
| |
Nu over het eigenlijk van buiten leeren. Moet men de woorden bezien? ze schrijven? ze hooren? ze uitspreken? Elk dier middels is goed, want elk geeft ons een woordbeeld, dus een middel om de woorden te onthouden. Maar verreweg het beste is de woorden uit te spreken. Immers het uitspreken volgt de bijzondere geschiktheid in van de meeste menschen, die, voor het geheugen der woorden, tevens hoorders en bewegers zijn; het geeft drie gelijktijdige beelden, het gezichts-, het gehoors- en het motorisch articulatiebeeld; het is de allernaaste voorbereiding tot de voordracht. De Lezer geeft talrijke zielkundige uitleggingen over de beste manier van de woorden uit te spreken: men kan immers de woorden te stil of te luide, te rap of te traag lezen. Vermits alles wat voor tijd en ruimte gelijk is, op wonderbare wijze samenkleeft en malkander opwekt, is het uiterst voordeelig zich, bij het van buiten leeren, in dien toestand en in die houding te stellen waarin men zal zijn als men spreken moet. Dan vindt men niet alleen in het geziene, in het gehoorde en het gesproken woord, in den stoffelijken en logischen band tusschen de woorden, maar ook in de plaats, in het gevoel, in den toon, in de uitdrukking en in het gebaar, als zoovele dienaars, die, elk op zijne manier, bij de eigenlijke voordracht u de van buiten geleerde woorden op de lippen komen leggen. | |
[pagina 729]
| |
- Naar aanleiding dezer voordracht, wordt door den heer Dr. Willem de Vreese, nadat hij den spreker hulde heeft gebracht, dezen eenige nadere inlichtingen gevraagd, hoofdzakelijk zijne ervaring en meening aangaande het geheugen der schrijfspieren. Aan het debat, dat daarop tusschen de heeren Joos en Dr. de Vreese volgde, werd ook nog deelgenomen door de heeren Coopman, G. Segers en Omer Wattez.
3o) Lezing door den heer Dr. C. Lecoutere: Een fragment van Lodewijk van Velthem's Spiegel Historiael. De heer Lecoutere deelt aan de Academie een afschrift mede van een fragment van Lodewijk van Velthem's Spiegel Historiael, dat onlangs op de bibliotheek der Leuvensche Hoogeschool ontdekt werd. Het diende tot achterste schutblad van een foliant bevattende de Opera omnia van den H. Epiphanus (Parijs, 1544). Ons fragment bestaat uit een dubbel blad perkament; op elke zijde staan er twee kolommen schrift van omtrent 40 verzen. Deze behooren tot het vijfde boek van den Spiegel Historiael en loopen van het midden van het 44ste hoofdstuk tot het einde van het 49ste. Daarvan zijn er 53, die eene leemte aanvullen in den thans bekenden tekst, nl. in dien van het Gentsche fragment, door M. de Vries en E. Verwijs uitgegeven. Het Leuvensch fragment is in dit opzicht dus eene wezenlijke | |
[pagina 730]
| |
aanwinst; en, hoewel in het gedeelte, dat met het overige van den tekst samenvalt, geene afwijkingen van belang worden aangetroffen, kan het nochtans hier en daar bijdragen tot het bekomen van een betere lezing.
- De Academie beslist dit fragment in hare Verslagen en Mededeelingen uit te geven.
De vergadering wordt te vier uur gesloten. |