Daarom stellen wij voor, dat door onze Vlaamsche Academie een werk zoude uitgegeven worden, dat de algemeene grondbeginselen van strafrecht en -rechtsvordering behandelt. Op dit stuk kan volkomene gelijkheid tusschen Noord en Zuid verkregen worden; de begrippen zijn dezelfde voor beide wetgevingen; de benamingen mogen dan ook geen verschil opleveren.
Ik heb de eer het eerste gedeelte van zulkdanig werk aan de Academie ter beoordeeling aan te bieden.
Het wordt geschreven door den Heer H.-M.-M. de Hoon, belast met den Vlaamschen leergang van Strafrecht en -rechtspleging aan de Hoogeschool te Brussel, en het is gesteund op de grondgedachte, dat wij, om een einde te stellen aan de wartaal, die thans bij ons heerscht, zooveel mogelijk moeten te rade gaan bij de Noordnederlandsche schrijvers-rechtsgeleerden, om eene degelijke wetenschappelijke rechtstaal te bekomen.
Het werk des Heeren De Hoon omvat het eerste gedeelte van het Wetboek van Strafrecht en de algemeene leerstukken van het Wetboek van Strafvordering.
Het behandelt achtereenvolgens, ontledenderwijze, de onderscheidene artikels dezer Wetboeken.
Volgens den Schrijver berust de strafbaarheid van den dader op den vrijen wil; zijn werk is dus geheel in overeenkomst met de wijsgeerige zienswijze van wijlen professor Haus.