Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1889
(1889)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 293]
| |
De grondgedachte van het Epos heb ik voorgesteld in eenige berijmde regelen - sermo de carmine - die het November-nummer van het Belfort heeft opgenomen en waarvan afdruksels aan de heeren leden der Academie werden behandigd. Het keerpunt in de geschiedenis der Dietsche stammen - de beslissende kamp tusschen twee beschavingen - plaats vattende in de negende eeuw, wordt geschetst in het christelijk nationaal gewrocht van Dr Weber. De dichter beperkt zijn tafereel bij de Saksische landen; hij verpersoonlijkt het Dietsche volk in Elmar; de hatelijke vreemde overheersching in 's konings afgezant; de beschavende werking van de Roomsche Kerk in het klooster ‘Dertien Linden’. Dr Weber stelt zich totaal buiten de regels en traditiën van het classiek Epos, gelijk nu ook ten onzent Julius de Geyter in zijnen ‘Keizer Karel en de Nederlanden’ deed. Noch de dichttrant, noch de toon, noch de keus en de leiding der zaken, noch de wijze van verhalen en voorstellen, (in plaats der verouderde beschrijvingen zijn het hier enkele penseeltrekken - namen van plaatsen, personen; ras op elkaar volgende en afwisselende feiten;) niets, met een woord, herinnert de gevestigde wijze. De vertaler heeft het oorspronkelijke met nauwgezette getrouwheid op den voet gevolgd. Des | |
[pagina 294]
| |
heeft hem Dr Weber zijne hoogste voldoening dankbaar uitgedrukt. Ook, voor wat de taal en woorden betreft, kleeft de heer de Lepeleer het stelsel van Dr Weber aan. Deze schrijft: ‘De grens tusschen 't geldige en t ongeldige is moeilijk te trekken; ik stapte er niet over, meen ik, waar ik zoo menig deugdelijk Duitsch woord recht van voortdurend bestaan toekende, tegenover de macht van slordig uitlandsch goed, waar dagelijks meer en meer onze taalschat mede vervalscht wordt en overschoten.’ Doch over taal en woordengebruik diende wel iets meer gezegd. Dit laten wij liefst van elders komen. De heer de Lepeleer is ten andere gewapend om zich tegen elke aanranding te verweren.
H. Claeys |
|