Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1886-1887
(1886-1887)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 282]
| |
1e Prijsvraag. - Oudgermaansche Taalkunde.De Academie wijst den prijs toe aan het opstel No 1, met kenspreuk: Vulfila was, voor zoover wij weten, de eerste die Germaansch proza schreef. Na opening van het daarbij gevoegde briefje wordt de heer P.-H. van Moerkerken, leeraar in de Nederlandsche Taal- en Letterkunde aan 's Rijks Hoogere Burgerschool te Utrecht, prijswinnaar uitgeroepen. De Academie stemt eene eervolle melding aan den schrijver der verhandeling No 4 (kenspreuk: Die Sprache fliesst nicht aus der Grammatik, sondern die Grammatik aus der Sprache) en aan den schrijver der verhandeling No 5 (kenspreuk: Ut desint vires, tamen est laudenda voluntas). | |
2e Prijsvraag. - Bibliographie der Middel-Nederlandsche schriften.Gevolg gevende aan het gunstig besluit der drie beoordeelaars, stemt de Academie den gouden eerepenning aan de bibliographische verzameling No 1, dragende tot kenspreuk: Hier es over ghepijnt langhe stonde. Bij de opening des briefjes blijkt dat de bewerker is de heer Louis-D. Petit, bewaarder der drukwerken aan de Bibliotheek der Hoogeschool te Leiden. De Academie, gevolg gevende aan het gunstig | |
[pagina 283]
| |
besluit van den keurraad, kent twee eervolle meldingen toe: de eerste aan de verzameling No 2, met kenspreuk:
Mijn werk en was geen spel,
Maar lastig was 't als mijnwerk,
de tweede aan de verzameling no 4, met kenspreuk: ten wert nye meester gheboren. | |
3e Prijsvraag. - Taalzuivering.De Academie kent den prijs toe, bij verdeeling, aan de woordenlijsten No 1 en No 3, beide tot kenspreuk dragende:
Geen rijker kroon
Dan eigen schoon,
met dit voorbehoud, dat, indien de Academie tot de uitgave der bekroonde woordenlijsten besluit, de laatstvermelde niet in West-Vlaamsch dialect, maar in het Nederlandsch gedrukt zal worden. De opening der briefjes doet als schrijvers kennen de heeren Jan Broeckaert, briefwisselend lid der Academie, te Wetteren, en Jan Craeynest, leeraar aan het St.-Lodewijksgesticht, te Brugge.
In antwoord op de 4e prijsvraag (Lofrede op Jan-Frans Willems) en op de 5e (Oorsprong der Belgische vrijheden) was, volgens de keurraden, geen bekronenswaardig stuk ingezonden. De Academie vereenigt zich met deze besluiten. | |
[pagina 284]
| |
Lezingen.De heeren P. Willems, H. Claeys en J. van Droogenbroeck (deze laatste in de plaats des heeren Hiel, die wegens ongesteldheid niet spreken kan) lezen de stukken, welke in de openbare vergadering van 29 dezer zullen voorgedragen worden. De Academie bespreekt de schikkingen voor deze vergadering en voor het banket in acht te nemen. De zitting wordt te 4 1/4 uren geheven. |
|