Verdreven van huis(ca. 1800)–Anoniem Verdreven van huis– Auteursrechtvrij Vorige [pagina 1] [p. 1] Verdreven van huis. In de koude wereld altijd op straat. Vraag ik een aalmoes, aan een elk die er gaat. Barrevoets zwervend iederen dag. Slijt ik mijn jonkheid in eindloos geklag, Niemand tot hulp niemand tot troost Niemand beklaagt mij, geen die mij koos. Vaderloos moederloos draag ik mijn kruis, Ik kind der ellende, verdreven van huis. De bloem en in bloei eens zoo schoon aan mijn 't Is buigen zij 't hoofd als beklaagde zij mij Die toonen aan vrolijke stemme gepaard, In zalen der wereld zoo talrijk op aard, O! ik weet wat 't is als ik eenmaal zoo treur, Ik voel ik bezwijk als ik klopt aan de deur, Doovenmansdeur aan paleis en aan kluis Geen hulp voor 't weesje verdreven van huis. [pagina 2] [p. 2] O waar moet ik blijve wat moet er gedaan, Och niemand die zeg mij waarheen ik zal gaan 'k Ben moede verkleumd ik heb langer geen kracht Ik weet nergens geen schuilplaats voor mij deze nacht De vriend aller weezen den wereld de Heer Ziet wisch met medelijdende blik op mij neer, Ik ga voort tot zijn bodem me ontslaafd van mijn kruis En voert mij bij vader en moeder te huis. Dan is d' ellende voor immer gedaan De hoop ligt in mij voor beter bestaan, En zwerf en dwaal ik thans hier in t' rond Toch eens bedekt mij des aarderijks grond, De ziel zweeft naar boven d' aard neemt t' stof Daarom breng ik mijn Schepper toch lof, Gebukt onder 't kruis mij hier opgelegd Blijft God mijne hulp mijn anker en pligt Ik vang dan met moed mijn pelgrimzreis aan, Hoe spoedig is toch dit leven gedaan, Geloof, hoop en liefde zij blijve mij bij Tot eens deez aarde zich sluit aan mij zij Weg is mijn kommer die hope geeft kracht Neen voor het menschdom blijft het geen nacht Kom dan niet meed'loos ik zet mij ter neer, Mijn hoop en mijn hulpe komt toch van den Heer! Vorige