Veelderhande schriftuirlijcke liedekens gemaekt uyt het Oude ende Nieuwe Testament
(1700)–Anoniem Veelderhande schriftuirlijcke liedekens gemaekt uyt het Oude ende Nieuwe Testament– Auteursrechtvrij
[pagina 224]
| |
Op de wijse: Nu laet gy, Heer, oprecht.
MYn ziel maeckt groot den Heer,
Mijn Geest verheugt hem seer,
In mijnen Godt vol trouwen:
Hy is mijn Saligheyt,
En wil oock de kleynheyt,
Sijner dienstmaeght aenschouwen.
2. Siet hierom sullen my,
Alle geslachten vry,
Wel gelucksaligh achten:
Want onsen Godt seer goet,
Groote dingen nu doet
Door sijn hant sterck in krachten.
3. Heyligh is sijnen naem:
En zijn goetheyt bequaem,
Sal eeuwighlijck beklijven,
Van kints kind'ren voortaen,
Voor hen die recht wel gaen,
En in Godts vreese blijven.
4. Een schoon en heerlijck werck,
Door zijn arrem seer sterck,
Heeft gedaen Godt almachtigh.
Hy heeft de stoute quaedt,
En hares herten raet,
Tot niet gemaeckt seer krachtigh.
5. Die stout zijn in hooghmoet,
Vol van eer en van goet,
Heeft Godt neder gedreven:
En die arm zijn en kleyn,
Heeft zijn goetheyt alleyn,
Seer heerlijck nu verheven.
6. Die arm zijn na den Geest,
Den welcken hongert meest,
Versaet de Heer gepresen.
Die rijck zijn vol en groot,
Heeft hy ledigh en bloot,
Van hem vry afgewesen.
| |
[pagina 225]
| |
7. Hy verheft Israel
Sijn Soon, en gedenckt wel
Aen zijn groote genade,
Soo hy heeft Abraham,
En't Volck dat na hem quaem,
Toegeseyt vroegh en spade.
|
|