Veelderhande schriftuirlijcke liedekens gemaekt uyt het Oude ende Nieuwe Testament
(1700)–Anoniem Veelderhande schriftuirlijcke liedekens gemaekt uyt het Oude ende Nieuwe Testament– AuteursrechtvrijOp de wijse: Als 't begint.
EEn heerlijke Kroon is nu te winnen,
Elck mag hem wel bereyden hier toe
En met groter neerstigheyt beginnen,
Af te leggen dat hem maeckt moe,
Want niemant en machse ontfangen,
Ten zy dat hy vroom strijdt,
Ende Christum belijdt,
Dies acht wel op u gangen.
2. Het vleesch moet gy te buyten treden,
En vlieden de lusten der Ionckheyt al,
Tegen Regenten der duysterheden,
Moet gy strijden groot ende smal,
Egypten moet gy verlaten,
| |
[pagina 63]
| |
En worden Pharaos vyandt,
Wilt gy komen in't goede Landt,
Druck en armoed' moet gy aenvaten.
3. Onder chrisus Banier' moet gy u begeven,
En trecken vrywillig met hem in't veldt,
Stelt voor de waerheyt lijf, goet, en leven,
Neemt soo het Rijck Godts in met gewelt,
Want wie verwint wilt hooren,
Die sal de Kroon ontfaen,
In die eeuwige vreugde gaen,
Al met Godts uytverkooren.
4. Peynst om de vreugt die eeuwig sal duiren,
Die Godt sijn uytverkoren heeft bereyt,
En om de Gout-stadt met Iaspis muiren,
Die met twaelf Fondamenten leyt,
En na de vreugt in desen,
Die geen oore heeft gehoort,
Gelijck Paulus oorboort,
All druck sal zijn genesen.
5. In dese vreugt wilt door't geloov' verblijën,
En niet achten op't gene dat gy siet,
Want het kan soo haest gedijën,
Dat des werelts vreugt omkeert in verdriet,
Wat sal't doch profijteeren,
Al des weerelts hooge moet,
Met haer weelden schat en goedt?
Als verschijnt den Heer der Heeren.
6. Laet doch sulcx niet van u zijn bedreven,
Dat gy de dwase Maegden slacht,
Die in haer dwaesheydt zijn gebleven,
En hebben niet op den Heere gewacht,
Siet hoe sy zijn verlaten,
End' bleven buyten staen,
Al klopten sy stoutelijck aen,
'Ten mocht haer al niet baten.
7.Die dit Liedeken eerstmael dichte,
Sijn wenschen is, dat weet de Heer,
Dat hy een yegelijck soo mocht stichten,
| |
[pagina 64]
| |
Dat sy van boosheyt keerden weer,
En oprecht boet' bewesen
Alsoo de Schriftuir leert,
Van't quaedt tot 't goet bekeert,
In een nieuw wandeling verresen.
|
|