Veelderhande gheestelicke liedekens
(1558)–Anoniem Veelderhande gheestelicke liedekens– Auteursrechtvrij
[pagina 17]
| |
Na de wijse, Des eersten is ghelijck beghint.
AL mijn ghepeynsen doen my so wee
God moet ic clagen mijn swaer verdriet
Als die baren van de wilde zee
Gods volck men nv oueruallen siet
O God al tlijden dat ons gheschiet
Gheeft cracht dat wijt moghen verdraghen
Caïn Abel neerstelick bespiet Ga naar margenoot+
Om doot slaen sonder versaghen. Ga naar margenoot+
Ismael Isaac verdruct en quelt Ga naar margenoot+
Hy en mach niet leuen met vreden Ga naar margenoot+
Abimelech wort Rechter ghestelt Ga naar margenoot+
Een bastaert vol van quade seden
Die van Sichem gheuen hem accoort
Ghelt wten tempel sonder toeuen
Sijn broeders op eenen steen hy vermoort
Daer toe huerende loose boeuen.
Om dat Iacob soect dat beste lot
Coopende die eerste gheboorte Ga naar margenoot+
Uan zijnen broeder Esau seer sot
Die versteken is met zijn soorte
Uan tghebenedijen zijns vaders soet
Dwelck als hijt niet en can ontfanghen
Iacob veruolcht hy rasch metter spoet Ga naar margenoot+
Om dooden hem staet zijn verlanghen.
Pharaos schincker wt den kercker gaet
Maer Ioseph moet gheuanghen blijuen Ga naar margenoot+
Los wort ghelaten Barrabas quaet Ga naar margenoot+
Maer Christum die moetmen ontlijuen Ga naar margenoot+
Hoereerders, dronckaerts zijn sonder noot Ga naar margenoot+
Al spreken sy van de Schriftuere
Maer die Gods woort wil beleuen bloot
Die en gheeftmen vrede niet een vre.
Pharao de kinderen Gods benijt Ga naar margenoot+
Om dat sy wassen en vermeeren
| |
[pagina 18]
| |
Ga naar margenoot+ Al dat manlick is doet hy door spijt
Dooden van zijn knapen en heeren
Ga naar margenoot+ Herodes coemt oock seer stout int velt
En soect te dooden met practijcke
Christum daer toe doet hy groot gewelt
Ureesende tverlies van zijnen rijcke.
Ga naar margenoot+ Om dat Caleb en Iosue
Tschoone landt van beloften prijsen
En moet gheuen met neerstiche
Die van het in nemen afgrijsen
En haer voorhouden des Heeren woort
Biddende dat zijt niet vercleenen
Op haer gelijc roept al tvolck verstoort
Dese twee mannen salmen steenen.
Ga naar margenoot+ Nahas die Ammoniter seer fel
Serpentich vol toouenaers treken
Belegt Iabes en Gilead snel
De welcke hem om vrede spreken
Maer hy en wilt maken gheenen peys
Tot gheen accoord wil hy hem pooghen
Ten sy dat hy met seer veel ghecreys
Wt steken mach haer rechter ooghen.
Ga naar margenoot+ Om dat Achimelech Dauid spijst
En raet voor hem vraecht den Heere
En hem een sweert gheeft, Saul verwijst
Achimelech met cleynder eere
Uijfentachtentich mannen met hem
Die alle lijnen rocken droeghen
Doet dooden op eenen dach Saul slem
Om dat sy Dauid niet en wroeghen.
Ga naar margenoot+ Saul door zijn afvallen ontsint
Ga naar margenoot+ Wil hem altijts aen Dauid wreken
Ga naar margenoot+ En van Absalon zijn eyghen kint
Wort Dauid benijt en versteken
Na hem worpt Semei opstinaet
Steenen, en vloect hem met quaey woorden
Achitophel gheeft subtijlen raet
| |
[pagina 19]
| |
Om Dauid met liste te vermoorden.
Wanneer de man Gods coemt te Bethel Ga naar margenoot+
Teghen den outaer propheteren
Ierobeam gheeft terstont beuel
Hem te grijpen om persequeren
Assa den Coninck leet Hanani
Den siender int gheuanghenesse
So saen hy coemt vrymoedich by Ga naar margenoot+
Doende door Gods beuel een lesse.
Iezabel heeft macht en heerschappye Ga naar margenoot+
Om Gods Propheten te vernielen
Met haer eten en drincken blye
Haer priesters die vol boosheit crielen
Uluchten moeten, oft steruen de doot
Die haer knien niet en willen buyghen
Uoor Baal, Abdia met arbeyt groot
Uerbercht en spijst Christus ghetuyghen.
Achab begheert met seer schoonen schijn Ga naar margenoot+
Nabots wijngaert tot zijnder baten
Om maken eenen coolhof, Naboth fijn
En wil zijn erfdeel niet verlaten
Den Coninck Achab daerom heeft druck
Iezabel die doet hem beeruen
Den wijngaert door eenen loosen truck
Dies moet Naboth onschuldich steruen.
Om dat Micheas anders voorsecht Ga naar margenoot+
Dan al Achabs valsche propheten
En waerschout hem door Gods woort oprecht
Gheuanghen wort hy en ghesmeten
Om dat Ieremias anders preect Ga naar margenoot+
Dan die Coninck en tvolck wil hooren Ga naar margenoot+
In eenen diepen put men hem steect
Door wreetheyt, en nijdich verstooren.
Wanneer die Propheet Urias
Uoorsegt dat quaet dat staet te gheschieden
Ioachim ghebiet opt selue pas
Hem te dooden, dies kiest hy tvlieden
| |
[pagina 20]
| |
Na Egypten, Ioachim ontstelt
Sendt dienaers nae hem sonder dralen
Met tsweert zijn preken hem verghelt
Tlichaem doet hy oock smaet behalen.
Ga naar margenoot+ Amasia door Sconinckx ghebodt
Uerbiet Amos zijn preken crachtich
Maer Amos blijft onderdanich Godt
En vercondicht zijn woort warachtich
Ga naar margenoot+ Zacharias met Gods gheest vereent
Om dat hy straft tvolcx quade manieren
Wort door tbeuel des Conincx ghesteent
Accoort zijn sy in dit bestieren.
Ga naar margenoot+ Sidrach, Misach, en Abdenago
Om dat sy niet en willen aenbeden
Nabuchodonosors beelde, so
Moeten sy nae den ouen treden
Diemen seuen weruen heeter maect
Danmen te vooren plach te doene
Maer God die Heer voor hemlien waect
Dies zijn sy vrymoedich en coene.
Ga naar margenoot+ De Princen en Landtuoochden me
Om dat sy niet en connen vercloecken
Daniels gheest en ghestadiche
Oorsaeck om dooden hem sy soecken
Sy doen teeckenen den Coninck blent
Een mandement niet om verscherpen
Waer doer sy Daniel excelent
Inden kuyle der Leeuwen werpen.
Ga naar margenoot+ Om dat Tobias arbeyt en slaeft
Om Gods volck troosten, spijsen, en cleeden
En die verslaghen neerstich begraeft
Sinnacherib niet om verwreeden
Ghebiet datmen daerom dooden sal
En berooft hem van alle zijn goeden
Sijn wijf, zijn soon, en hy vluchten al
Naect berchtmen hem om tlijf te behoeden.
Ga naar margenoot+ Om dat Achior oprecht verhaelt
| |
[pagina 21]
| |
Gods groote wonderlicke daden
Holofernes hoochmoedich betaelt
Met wreetheyt hem zijn wijs beraden
Sijn groote heeren dincken ghemeen
Hem te dooden om zijn vermonden
Handen en voeten eer sy van hem scheen
Worden aen eenen boom ghebonden.
Thien duyst pont siluers presenteert Ga naar margenoot+
Haman om mandement te verweruen
Sijn hooueerdye hem daer toe moueert
Israel wil hy heel verderuen
Met listen den Coninck hy vertoocht
Dat noodich is so te gheschieden
Den Coninck ghelooft hem, en ghedoocht
Dat hy so hy wil mach ghebieden
Antiochus den wreeden tyrant Ga naar margenoot+
Wil wt roeyen al Gods gheboden
En oprechten int beloefde lant
Sijn valsche versierde Afgoden
So wie dat Gods beuel houden wil
De doot seer straf moet hy besueren Ga naar margenoot+
Beroerte maect hy, en groot gheschil
Gods volck doet hy iammerlick trueren.
Om dat Susanna gheen ouerspel Ga naar margenoot+
Met de Priesters en wil hantieren
Door gramschap, en nijdich ghequel
Raet om haer te dooden sy versieren
Om dat Ioannes Herodes wreet Ga naar margenoot+
Berispt van zijn schandich hoereren Ga naar margenoot+
Inden kercker met seer cleyn bescheet Ga naar margenoot+
Moet tsweert door zijnen hals passeren. Ga naar margenoot+
Om dat die teghen Stephanum staen
Gods gheest niet en connen verwinnen
Die door hem spreect, maer worden gheuaen
In haer selfs reden sy ontsinnen
En maken valsche ghetuyghen toe
Om daer door aen hem te doen wrake Ga naar margenoot+
| |
[pagina 22]
| |
En steenen hem met verstoorden bloe
Gheen ghehoor gheuende zijn sprake.
Ga naar margenoot+ Als Paulus hoort des Heeren vermaen
Ende verlaet zijn scherp veruolghen
Die hem beminden die worden saen
Ga naar margenoot+ Om hem verstoort ende verbolghen
Ga naar margenoot+ Ghegheesselt, ghesteent, gheuaen, benijt
Ga naar margenoot+ Bespot is hy van groot en cleene
Maer in zijn lijden hy hem verblijt
Door troost die coemt van God alleene.
Ga naar margenoot+ Als Herodes siet dat tvolck behaecht
Ga naar margenoot+ Sijn persequeren ende vanghen
Ga naar margenoot+ Doodende Iacobum onuersaecht
Tveruolch gaet hy terstont verstranghen
En vangt Petrum, den welcken hy
Doet met twee ketenen beswaren
En stelt daer sesthien dienaren by
Om den kercker wel te bewaren.
Ga naar margenoot+ Coopen noch vercoopen niemant en mach
Wil hy het teecken niet aenueerden
Uan de beeste die Ioannes sach
Opgheclommen hier vander eerden
Opt voorhooft oft inde rechter hant
Dats int ghelooue oft in wercken
Urijdom en heeft hy aen gheenen cant
Die haren dienst niet en wil verstercken.
Ga naar margenoot+ De drake die schiet strang wt haer vloet
Om de vrouwe me te versmooren
Die inder wildernisse vluchten moet
So saen als haer kint wert gheboren
Dwelck inden hemel opghenomen es
Om met Christum te conuerseren
Strijt maect teghens tsaet des wijfs expres
De draeck oock sonder cesseren.
Ga naar margenoot+ Elck is verwondert nv van dit beest
Dat vander zee is opgheclommen
Sy bidden haer aen minst ende meest
| |
[pagina 23]
| |
Ontsiende huer macht niet om sommen
En segghen wie is dit beest ghelijck
En wie can teghen haer gheuechten
Sy blasphemeert en lastert Gods rijck
Macht hebbende om te dooden Gods knechten.
Balack Bileam neerstich ontbiet Ga naar margenoot+
Om Gods volck te vermaledijden Ga naar margenoot+
Wederstaen so en kan hijt niet
Het omringt hem aen alle zijden
Na tbeloefde landt met lijdtsaemheyt Ga naar margenoot+
Lijende ghewelt sy henen trecken Ga naar margenoot+
Ruste heeft haer God daer toe gheseyt Ga naar margenoot+
Tlams bloet reynicht al huer vlecken. Ga naar margenoot+
De draeck, de beest, de valsche Propheet Ga naar margenoot+
Laten nv gaen wt haren monden Ga naar margenoot+
Drie duuelsche gheesten, die tsecreet
Doersoecken met subtijlen vonden
Als vorsschen roepen sy sweert en brant
Deertsche Coninghen sy vergaren
Ten strijde, o God doet ons bystant
Wilt uwen naem door ons verclaren. Ga naar margenoot+
Ghelijck tgout beproeft wort int forneys Ga naar margenoot+
Worden gheproeft Gods wtuercoren Ga naar margenoot+
Uersteken, veracht, is Christus voys Ga naar margenoot+
Lueghens begheertmen nv te hooren Ga naar margenoot+
Wie van zijn boos leuen af wil staen Ga naar margenoot+
Tot den roof moet hy hem begheuen Ga naar margenoot+
Ueruolghinghe moeten sy ontfaen Ga naar margenoot+
Al die Godsalich willen leuen. Ga naar margenoot+
Om dwtuercoren nv God vercort Ga naar margenoot+
De daghen, so hy heeft voorsproken Ga naar margenoot+
Tbloet der heylighen men nv wt stort Ga naar margenoot+
Seer corts werdet van God ghewroken Ga naar margenoot+
Tghetal veruult onder den outaer
Seer fel so rasen nv de Heyden
Gods volck door list en tormenten swaer
Waert moghelick souden sy verleyden.
| |
[pagina 24]
| |
Oorlof aen elck die Gods woort bemint
Ga naar margenoot+ En blijschap in die werelt rapen
Sy moeten lijden dit wel versint
Ga naar margenoot+ Al die tbloedich lam willen knapen
Twelck ghedoot is van swerelts beghin
Ga naar margenoot+ Somen in de Schrift mach aenschouwen
Ga naar margenoot+ Grijpt moet, wapent v met Christus sin
Ghy wert vroom in al v benouwen.
|
|