Veelderhande schriftuerlijcke liedekens(ca. 1552-1554)–Anoniem Veelderhande schriftuerlijcke liedekens– Auteursrechtvrij Vorige Volgende 141. Na die wijse. Ueriubileert. MInen gheest die heeft altoos verlanghen Om van dit vlees verlost te zijn Want my die sonde neempt gheuangen Dies lijdt mijn herte een groote pijn En hoe dat ick altoos moet strijen Dat weten si wel diet hebben gheproeft Ick worde bestormpt van alle zijen Waer door ick dick ben seer bedroeft. Ick heb wel dick eenen goeden wille Maer het voldoen en vindt ick niet Daerom moet ic hier af swijghen stille Want van my seluen en mach ick niet. Maer als ick dan Gods goetheyt aenschouwe Soo wort minen gheest weder om verweckt Dat ic zijn woort vast betrouwe Hoe seere my tquaet oock daer af treckt. Sijn woort en sal ick nemmermeer laten Want het gheeft my soo stercken moet Dat ick met recht tvleesch moet haten Al vallet alle sinnen hart en onsoet. Mocht mi Gods goetheyt altijt gebueren Soo leefde ick vry sonder verdriet Uerblijden sou ick tot allen vren Want sonder hem en can ick niet. Maer die dit Liedeken eerstmael stelden Sy conuerteerden in haren sin En veel vianden haer daghelijcx quelden [Folio R6v] [fol. R6v] En Godt seynt haer altoos zijn gratie in. Vorige Volgende