| |
| |
| |
De kommunistische Beweging in Holland en haar tegenwoordige Krisis.
HET ontwikkelingsproces, dat gedurende de laatste jaren in de socialistische beweging van Holland zich voltrok: het uitéénvallen der organisatie van den Socialistenbond op het kongres te Rotterdam (25 en 26 Dec. 1897) en het uiteengaan der afdeelingen van dezen bond na het bovengenoemde kongres, is een feit, ook van beteekenis voor andere landen, als zijnde de geschiedenis eener massabeweging.
De socialistische beweging in Holland droeg van den beginne af een sterk kommunistisch en tegelijkertijd revolutionnair karakter. Ik bedoel hiermede, dat de aspiraties, beoogende de omkeering der bestaande maatschappij in hare grondslagen en de grondvesting eener samenleving op het gemeenschappelijk eigendom van alle middelen van voortbrenging en verbruik, steeds beslist de overhand hebben gehad en nog hebben in de arbeidersbeweging van Holland, boven het streven naar hervormingen, aan te brengen langs den weg der wetgeving.
Wél heeft de hervormingsgezinde strooming der Middel-Europeesche landen, meer bepaald de invloed der Duitsche sociaal-demokratie, zich steeds in de Nederlandsche arbeidersbeweging doen gelden, maar hare leer bleef toch altijd ‘geimporteerd’.
Haar streven kon belang inboezemen aan de middenklassen, aan de kleine burgerij, aan de kleine boeren, aan zulke elementen onder de werklieden, welke in gunstiger levensverhoudingen
| |
| |
waren gekomen, aan degenen b.v. welke zich door de koöperatie naar boven hadden gewerkt, ze kon ook de geloovige werklieden aantrekken, sedert de kerk zich in de sociale kwestie ging mengen. Maar, wat overigens in het algemeen het hart gewonnen heeft van onze industrieele werklieden, zoowel als van onze veldarbeiders, overal waar er in de arbeidersklasse zelve kracht en energie school, dat was het schoone beeld van het Kommunisme, van eene maatschappij, in welke de menschen met en voor elkander zouden arbeiden en samen genieten, als broeders en zusters van één groot menschenhuisgezin.
Het is dit ideaal, dat den zwoegers in Holland, eenmaal opgewekt, voor oogen staat, voor zoover zij niet tot eenige godsdienstige richting bleven behooren. Overigens heeft men in Holland, in het algemeen gesproken, geen liberale werklieden; wel vindt men er een groote massa van onverschilligen, verdierlijkt door het harde levenslot.
Steunende nu op mijne ervaringen, aarzel ik niet te verklaren dat, naar mijne meening, onze kommunistische arbeiders in dagen van troebelen, eerder nog zullen samengaan met de kalvinisten, voor zoover dezen ook inderdaad arbeiders zijn, met de nakomelingen dier godsdienstige mannen, welke den bevrijdingsoorlog tegen Spanje voerden, dan dat zij alsdan zullen staan naast de hervormingsgezinde elementen uit de middenklassen, naast radikalen of sociaal-demokraten, hoe ze zich ook noemen mogen.
Een tweede karaktertrek der socialistische beweging in Holland, waarop ik in den aanvang dezer studie heb te wijzen, ligt in het opmerkelijk feit, dat deze beweging vooral onder de plattelandsbevolking hier en daar diep is doorgedrongen.
Er zijn in Holland geheele streken ten plattenlande, waar het socialisme met een groot gedeelte der bevolking als het ware is samengegroeid. Dit is in het bizonder het geval in de Noordelijke provinciën: Groningen en Friesland (vooral in het Noord-Westen
| |
| |
en Westen en in het Zuid-Oosten dezer laatste provincie) alsmede aan de ijvere Zaanstreek, in Noord-Holland (Zaandam en de dorpen: Koog, Zaandijk, Westzaan e.a.).
Het is insgelijks opmerkelijk, dat dit verschijnsel zich vooral in zulke streken des lands voordoet, waar vóór twintig en meer jaren reeds de moderne predikanten der Nederlandsch-Hervormde Kerk en der ‘Doopsgezinde Gemeente’ hebben gepredikt. Dezen hebben het terrein ontgonnen voor het socialisme. Toen de armen den hemel hiernamaals verloren, zijn ze gaan werken voor een hemel op aarde.
Nog eenmaal, ik bedoel hier niet met socialisme of kommunisme - welke woorden overigens voor de arbeidersbeweging van Holland synoniem zijn - de leer, die in de verkiezingsdagen aldaar, zoowel als in België, Duitschland, Frankrijk en andere landen, aan de kleine boeren als socialisme wordt voorgepredikt en die ten slotte neerkomt op hervormingsmaatregelen ten gunste van het kleine grondeigendom. Zulke maatregelen zijn in hun wezen anti-socialistisch en onder de eigenlijke landarbeiders in Holland (ik spreek niet van de kleine boeren) hebben ze nimmer aanklank gevonden.
Integendeel, naast Amsterdam, waar de arbeidersbeweging steeds een sterk geavanceerd en revolutionnair karakter droeg, naast steden als Dordrecht, Haarlem, Groningen, Enschedé, waar een oude, goed ontwikkelde kern onder de industrieele arbeiders bestond en waar jarenlang veel gelezen en vergaderd is onder de werklieden, was het in het bizonder, wat wij noemden ‘de oude garde’ van de Zaanstreek, van enkele dorpen in Groningen (Finsterwolde, Sappemeer) en van het platte land van Friesland (streken als 't Bildt, Schoterland, Westdongeradeel) waar de kommunistische gezinde arbeiders het scherpst zich keerden tegen de hervormingsgezinde strooming.
Even duidelijk, als het den helderstzienden onder de Nederlandsche kommunisten in de laatste jaren was geworden, dat het
| |
| |
‘parlementarisme’ ten slotte een scheuring zou teweegbrengen in de socialistische arbeidersbeweging van het land, even vast stond het voor hen, dat de ‘oude garde’ aan den kant van het revolutionnaire kommunisme zou blijven staan.
De naam ‘parlementair’ is zelfs onder hen geworden als een beleediging, een woord dat men toeroept aan iemand, die scheuring verwekt onder socialisten en wien het in de eerste plaats te doen is om eigen eer, om het verkrijgen van een zetel in de Kamer of ten minste in een gemeenteraad.
Men moet den ernst hebben gezien, waarmede de arbeiders in onze landbouwstreken, bij voorbeeld in de Noordelijke provinciën: Friesland en Groningen - waarlijk arbeiders zwoegende van den morgen tot den avond op het land of in de venen - hun banieren met zich voerend en door hunne zangvereenigingen begeleid, optrokken naar de meetings in de open lucht; men moet in een landbouwende streek als 't Bildt (Sint-Anna-Parochie, Sint-Jacobi-Parochie)of te Appelscha in de veenstreken van Zuid-Oostelijk Friesland, om twee verschillende streken des lands te noemen, de arbeiders met hunne vrouwen hebben zien aankomen, één, twee uur en meer zelfs te voet afleggend, om ergens in een schuur of herberg een socialistisch spreker te gaan hooren, hun revolutionnaire liederen zingende onderweg, zooals ze vroeger, den bijbel in de hand, ter kerke gingen; men moet de oogen hebben zien schitteren der armsten, wanneer ze den socialisten redenaar na zijn toespraak en bij zijn vertrek de hand kwamen drukken - om te erkennen dat het hier gold het geloof aan een nieuwe samenleving welke eindelijk recht zou doen aan het menschengeslacht, maar dat het hier niet liep over enkele hervormingen, door een of andere regeering in te voeren. Het kommunisme was in zulke streken als het ware een nieuwe godsdienst geworden.
Van de regeering hebben overigens onze plattelandsbewoners eigenlijk geen andere vertegenwoordigers leeren kennen, dan den
| |
| |
burgemeester, den kantonrechter en den veldwachter - gedurende de laatste jaren ook de marechaussees. En het dogma, door de demokratische hervormers verkondigd, dat de maatschappelijke misstanden moeten bestreden worden, door de liberale en klerikale afgevaardigden in de kamer door demokraten te vervangen, het heeft nimmer den weg tot de harten dezer plattelandsbewoners gevonden, ook al werd dit parlementaire dogma door zich noemende sociaal-demokraten ondersteund.
Daarentegen droeg op het platteland van Holland de samenleving der bevolking toch steeds van oudsher menigen kommunistischen karaktertrek. Wie de verslagen raadpleegt der land-bouwenquête, welke vòòr eenige jaren van regeeringswege in Holland is ondernomen en waarbij in de verschillende streken des lands telkens een bepaalde gemeente als ‘type-gemeente’ werd aangenomen, hij zal aldaar op verschillende kommunistische gewoonten stuiten, onder de bevolking reeds bestaande, op verscheidene voorbeelden van wederkeerige hulp, welke, ten plattenlande, arbeiders en boeren elkander bieden. De gemeenschappelijke aankoop van zaden en meststoffen, het wederkeerig verleenen van hulp, bij het binnenhalen van den oogst, door de verstrekking van paarden of van menschelijke arbeidskracht, tot zelf de kollekten, welke langs de deuren der ingezetenen worden gehouden voor den arme, welke zijn koe of varken verliest, het wijst alles op een aangeboren kommunisme, hetwelk ook op de geheele socialistische beweging van Holland zijn stempel heeft gedrukt.
Wanneer bij den aanvang der internationale 1 Meibeweging onze redenaars onder de socialistischgezinde plattelandsbevolking kwamen spreken van een maximalen, bij de wet voor te schrijven, achturigen arbeidsdag, dan hoorden onze veldarbeiders zwijgend toe; vervolgens (ik geef hier mijne ervaringen van een openbare vergadering) begonnen ze nà de redevoering onder elkander over het gesprokene te diskuteeren om ten slotte aan den redenaar
| |
| |
hunne bezwaren te komen inbrengen. Zelfs de toegeving ‘maximaal’ kon hen niet bevredigen. Ze merkten op, dat ten plattenlande de arbeidsdag afhangt van het seizoen, het weder, dat ze ten slotte den arbeidsdag zelf wel zouden regelen en dat ze daartoe in elk geval geen voorschriften noodig hadden van menschen, die van landbouw niets afweten.
In het algemeen verhielden zich onze kommunisten ten platten lande ten opzichte van de hervormingsmaatregelen, door het parlement in te voeren, zooals een waakhond zich verhoudt tot den kater van den buurman.
Zij gevoelden instinktmatig, dat er een gevaar school in dat opkomende streven tot betere reglementeering van de oude maatschappelijke verhoudingen, dat streven, hetwelk uit Duitschland overwaaiend, zulk een sterken invloed ging uitoefenen ook in Holland en dat zich onder radikalen en sociaal-demokraten uit de bourgeoisie al meer en meer inburgerde.
Zij begrepen, dat het voor hen gold een kwestie van eigendom, van inbezitneming en niet van reglementeering.
Wat hen aantrok, was de gedachte aan een eindelijke algeheele opheffing uit hun lijden. Het was de leer, welke ze hadden hooren verkondigen, dat de grond, de voorraadschuren, de machines en landbouwwerktuigen tot algemeen eigendom behoorden te worden gemaakt en dat daarna in elke gemeente de boeren en boerenarbeiders, voortaan aan elkander gelijk geworden, in volksvergadering bijeen zouden komen, gelijk de voorvaderen het hadden gedaan te midden der bosschen, in de jaren toen de Romeinsche ‘beschaving’ nog niet over de eiken-en beukenwouden van Germanië was gekomen. Zij geloofden, dat alsdan in die toekomst, welke vóór ons ligt, de volksvergaderingen zouden beslissen, hoe de landerijen der gemeenten zouden worden bebouwd. Ze namen aan, dat elke gemeente in het groote naturaal-huishouden slechts de eigen voorraadschuren te vullen had, die open zouden staan ook
| |
| |
voor de bevolking der naburige stad, zooals de voorraadschuren der stad zouden openstaan voor de dorpsbewoners.
En ook al begrepen onze kommunistische arbeiders, dat er eeuwen zouden moeten voorbijgaan, alvorens zulk een broederschap der menschheid verkregen konde worden, dan wilden ze toch voor die toekomst werken. Haar wilden ze vieren in hunne revolutionnaire gezangen, welke zoo ernstig en zoo langzaam van uit de kleine huizen in Friesland klonken, als eertijds de psalmen der Hervormde Kerk. Ze wilden werken, vooral ook, voor een maatschappij met zoo weinig mogelijk regeling van bovenaf, een maatschappij, waarin zij hun eigen zaken zouden kunnen regelen, daarbij onder elkander zich verbroederend en liefst zonder kennismaking met de vertegenwoordigers eener regeering. Voorshands juichten zij elken maatregel toe, die de macht der regeering, het militairisme, het koningschap zou kunnen ondermijnen.
Het is te begrijpen, dat van uit deze plattelandskringen tot hiertoe het scherpste verzet zich openbaarde tegen het staatssocialisme der Duitsche sociaal-demokratie, hetwelk met steeds sterker aandrang binnenkwam.
Wat daarbij in het bizonder invloed uitoefende, was het sterke streven naar autonomie binnen eigen kring, dat der Hollandsche bevolking in het algemeen eigen is en dat zich ook afspiegelt in de groote mate van autonomie, welke in Nederland de gemeenten steeds hebben gehad in de huishouding van den staat ten opzichte van de provincie en het rijk.
Maar het is niet alleen onder de landarbeiders, dat het kommunisme in de Hollandsche arbeidersbeweging zoo sterk op den voorgrond treedt; ook onder de industrieele werklieden is het diep ingeworteld.
De Hollandsche vakvereenigingen beschouwen zich in het algemeen als strijdlichamen tegen de ondernemers, welke werken tot verbetering der levensverhoudingen, ook door het doorvoeren
| |
| |
van kleine maatregelen ter verbetering, een en ander echter om het hoofd boven water te houden en om - hunne eischen steeds hooger stellende - te komen tot voortdurend grooter invloed op den gang der zaken in de fabrieken en ateliers.
Het onvermoeide werken van de kommunisten in de vakvereenigingen, voor zulk een groot gedeelte door hen opgericht, heeft bewerkt, dat ook in deze kringen de aspiraties leven naar een maatschappelijke orde, waarbij de georganiseerde arbeiders de productiemiddelen - alsdan algemeen eigendom geworden - zullen beheeren en de voortbrenging en verdeeling der goederen zullen leiden onder kontròle der politieke opinie, daarbij in de eigen organisaties dat federatieve karakter handhavend, hetwelk hun zoo dierbaar is.
Het staatssocialisme vindt dan ook tot hiertoe onder de industrieele arbeiders in Holland minder sympathie dan misschien ergens elders. Enkele Hollandsche vakvereenigingen hebben zich laten vinden tot een betooging ten gunste van staatspensioneering, maar later zakte weder deze agitatie en reeds besloten invloedrijke vakvereenigingen weer in hare vergaderingen, om uit deze, tot het staatssocialisme nadervoerende beweging zich terug te trekken.
Wat in het algemeen de industrieele arbeiders van Holland aantrekt als de weg, waarlangs de arbeidersklasse moet geraken tot het algeheele beheer van fabrieken en werkplaatsen, is de werkstaking, en de algemeene werkstaking in twee, drie of vier takken van industrie tegelijk; de werkstaking, gelijk men haar ziet groeien in Engeland en Frankrijk, zal op den duur meer de Hollandsche industrieele arbeiders blijven begeesteren, dan eenige fabriekswetgeving, welke ze zullen blijven haten, ook al aanvaarden ze haar.
Hoe moeielijk een werkstaking onder de landarbeiders ook is door te voeren, vergeleken met een staking in eenig fabriek of
| |
| |
atelier, zoo hebben toch de plattelandsbewoners in Holland reeds jaren geleden de mogelijkheid ervan bewezen.
In de Friesche streek, onder den naam van 't Bildt bekend, brak in den zomer van 1890 en voor de tweede maal in het voorjaar van 1891, een werkstaking onder de veldarbeiders uit, welke zich over geheel deze streek verbreidde. De landarbeiders hebben er gestaan tegenover de gewapende macht, zooals hun lotgenooten in Hongarije in den aanvang van dit jaar. Zij verkregen ten minste zòòveel, dat ook thans nog de loonen in de dorpen van 't Bildt hooger zijn, dan in eenige andere streek van Friesland.
Ik breng dit hier in herinnering, omdat het in een der dorpen dezer zelfde streek is, (te Sint-Jacobi-Parochie) dat het hoofdbestuur gevestigd werd van de organisatie der veldarbeiders, die vóór enkele maanden onder den naam van Nederlandschen Bond van Landarbeiders werd opgericht. Overigens teekent deze kleine uitweiding eenigszins het karakter der Hollandsche arbeidersbeweging ten platten lande.
Indien echter de strooming ten gunste van de hervormingen, welke de wetgeving vermag aan te brengen, de ‘parlementaire’ strooming, zich niet van de Hollandsche arbeidersbeweging heeft kunnen meester maken, ze is niettemin gekomen en ze heeft, gelijk wij zullen zien, diepe voren in de organisaties getrokken. Ze heeft aan het onderlinge vertrouwen, aan den samenhang tusschen arbeider en arbeider, harde slagen gebracht.
Op het oogenblik heerscht er in de kringen der Hollandsche kommunisten een diepe moedeloosheid. Het is niet de strijd tegen de ondernemers, of tegen de regeering welke ze heeft verwekt, het zijn de theoretische kwesties. In dit kleine land hebben de sociale theoriën op elkaar gebotst, welke uit de drie groote omringende nationaliteiten binnenkwamen. Elk dezer theoriën heeft haar verdedigers gevonden: het staatssocialisme der Duitsche sociaal-demokratie, de anarchie van Frankrijk en de praktische
| |
| |
strijd tegen de ondernemers der vakvereenigingen van Engeland Men behoort hierbij in aanmerking te nemen, dat er, vooral onder de landbevolking in Holland, veel wordt gelezen.
Wat echter den invloed betreft van den strijd tegen de regeering, was er ter nauwernood een opgewekter politieke leven denkbaar, dan er in de socialistische beweging van Holland heerschte in de jaren 1893 en 1894, toen de regeering een algemeene vervolging tegen de propagandisten van het socialisme had op het getouw gezet, zoodat er zelfs in de maand Maart van het jaar 1893 niet minder dan 54 socialistische arbeiders, kolporteurs, redacteurs tegelijkertijd in de gevangenis zaten. Het was na het kongres van Zwolle (25 Dec. 1892) waar de partij beslist verklaard had, op revolutionnair standpunt te staan en in een motie - later door de burgerpers scherp aangevallen - had uitgesproken, dat in hunnen klassenstrijd de werklieden zullen moeten strijden ‘met alle hun ten dienste staande, wettelijke en onwettelijke, vredelievende en gewelddadige middelen’, dat de regeering een vervolging tegen den ‘Centralen Raad’ der partij begon.
Toen was het echter de vervolging zelve, welke tot strijd opwekte, totdat ten slotte zelfs een deel der burgerpers - radikale en kalvinistische bladen - in Maart 1893 aanvingen een ondersteuningskas te vormen voor de slachtoffers der klassenjustitie. Eindelijk zond de minister van justitie een opmerkelijke en strenge cirkulaire aan de parketten, wijzende op de toename der gerechtelijke vervolgingen, vooral in die streken des lands, waar in den laatsten tijd het korps der politie was uitgebreid.
De gerechtelijke vervolging der partij in haar geheel ving opnieuw aan na het kongres van Groningen (25 Dec. 1893) en leidde alstoen tot de veroordeeling van den Bond eerst door de rechtbank te Groningen, vervolgens door het gerechtshof te Leeuwarden, als zijnde de partij, gelijk de uitspraak luidde, een ‘verbodene
| |
| |
vereeniging’ ten doel hebbende, de omverwerping der bestaande maatschappelijke orde.
Toen stak nog eenmaal de oude energie op en werd er ondanks het verbod der regeering op 25 en 26 December 1894 een kongres gehouden te 's Gravenhage, waar de oude organisatie opnieuw werd gesticht, thans onder den naam van Socialistenbond.
Maar de verdeeldheid was reeds in de eigen rijen en in den loop van het jaar 1894 hadden de eerste elementen der reformeerende richting zich bereids afgescheiden.
En ziedaar de ontmoediging gekomen!
Het gaat met de beweging van een volk, dat voor zijn vrijheid en zijn welvaart strijdt, als met den levensloop van een mensch, hoog aangelegd van karakter, in zijn levensbaan als schrijver of kunstenaar. In den aanvang slechts een hoopvol streven met geen ander lijden, dat den hoofdtoon voert, dan het lijden der liefde, tot plotseling een ruwe, doordringende toon de wisseling van den toestand aankondigt en de zachte harmonie verstoort. Het is het motief van het noodlot hetwelk men hoort, als in de heerlijke ‘symphonie pathétique’ het meesterstuk van den komponist Tschaikowsky. Het geluk is verstoord, en dan vangt de strijd aan, de woeste strijd van de hartstochten en van de teleurstelling over vervlogen idealen.
Ik herinner mij nog die algemeene geestdrift, waarmede de propagandisten van het socialisme in Holland werkten in de maanden, welke onmiddellijk aan het kongres van Groningen voorafgingen - een geestdrift, alleen overtroffen in de groote steden misschien, door de agitatie, welke er heerschte in de eerste jaren der propaganda voor het kommunisme in Holland, thans vijftien of twintig jaren geleden.
Er zat een heilig vuur en er zat energie bij de kommunisten van Holland, toen in het midden van het jaar 1893 de ‘Centrale Raad’ aan het internationale kongres van Zürich kon boodschap- | |
| |
pen: ‘Inderdaad, indien de Bond 56 afdeelingen telde - in 56 gemeenten des lands (op het tijdstip van het kongres van Brussel 1891) thans bestaat hij uit 118 afdeelingen. En dagelijks vormen zich nog nieuwe afdeelingen in eenigen hoek van het land.’
De sterkte der partij bedroeg op dat tijdstip 5000 aangesloten leden, wier kontributie geregeld inkwam, maar de invloed, dien de Bond uitoefende, overtrof nog verre zijn numerieke macht. Het was een keurkorps, dat elke volksbeweging kon doen slagen, waaraan zijn afdeelingen steun verleenden.
De teleurstelling, welke op dit alles volgde, was echter even begrijpelijk als de snelle wasdom der agitatie en kon mede als een uitvloeisel der menschelijke natuur worden beschouwd. Wij allen vergeten zoo licht, dat het menschelijk geslacht in massa trager vooruitgaat, dan de individuen en dat de volken voor hunne ontwikkeling in eenige richting, eeuwen noodig hebben, teneinde veranderingen te verwezenlijken in hunne leefwijze, welke de meestverlichten in ons midden binnen een tiental jaren hebben doorleefd en zouden wenschen door te voeren in de werkelijkheid.
Aan den anderen kant houdt men in de dagen van levendige agitatie te weinig rekening met de zwakheid der menschen, met het gemis aan karaktervastheid, hetwelk even onvermijdelijk tot teleurstelling leiden moet in elke beweging der menschheid.
Wanneer de socialistische arbeiders tot ondersteuning der propaganda hunner ideeën eene koöperatieve bakkerij stichtten, dan zagen zij later, nadat de eerste vreugde over het welslagen hunner onderneming was bekoeld, hoe personen welke vroeger vooraan hadden gestaan in de beweging, voortaan opgingen in het ‘zaken doen’ en voor de beweging zelve verloren waren - zoo ze zelfs niet belemmerend voor het kommunistische streven werkten. Nog enkele jaren - en de schoone droomen, dat de koöperatieve vereeniging iets voor de bevrijding der arbeidersklasse zoude kunnen doen, waren vervlogen.
| |
| |
De arbeiders zagen uit hun eigen midden bepaalde figuren naar boven komen, sterke, doordrijvende karakters, die door hun makkers werden vooruitgeschoven, maar die straks, wanneer ze in hunne partij, en dikwijls op kosten hunner partij, zoowát geleerd hadden, het woord te voeren in openbare vergaderingen en te schrijven in de dagbladen, een goed heenkomen zochten en - zooals men het in de kringen der Hollandsche kommunisten noemt - ‘parlementair’ begonnen te worden. Het halve weten werkte bij dit alles krachtig mede, dat halve weten, hetwelk een der zwakke zijden uitmaakt van de demokratie - want ook de demokratie heeft, als alles, haar zwakke zijden!
Een diamantarbeider te Amsterdam geeft een lezing over de filosofie van Karl Marx, vergeleken met die van Kant, Fichte en Hegel, zonder van de roekeloosheid van zijn onderneming, ook blijkbaar maar eenig besef te hebben en zonder, gelijk uit de verslagen der pers valt op te maken, met de werken dier schrijvers bekend te zijn.
Hij behandelt Kant als zijn kameraad op de fabriek; hij praat na en heeft hoogstwaarschijnlijk niet eenmaal een enkelen regel gelezen van dezen duisteren filosoof, daargelaten of hij eenig vermoeden heeft, wat de studie der vergelijkende wijsbegeerte beteekent.
Een letterzetter van opleiding, schrijft artikels over het bimetalisme en houdt insgelijks konferenties over dit onderwerp. Zoude hij weten, dat er in zijn land hoogstens vijf of tien personen gevonden worden, die kompetent kunnen worden geacht, om over zulk een speciaal onderwerp te oordeelen?
Later, wanneer zulke personen aan hunne beweging den ‘ezelstrap’ hebben gegeven, wreekt dit alles zich te midden der arbeiders, in den vorm van het verlies van idealen.
Ook in de vakvereenigingen zagen de kommunistische arbei- | |
| |
ders hier en daar de voorloopers van gisteren worden de meesters van heden, wellicht de tirannen van morgen.
Zij zagen, hoe - in het groot en in het algemeen genomen - de arbeidersbeweging een stroom volks gelijk was, die daar voortschoof, maar waarin de eene uitstekende figuur na de andere onder het voorbijtrekken een veilige schuilplaats zocht, waar hij zich in zekerheid en in betere maatschappelijke positie waande.
Van den anderen kant was in Holland als elders de massa der bevolking laf, zwak, ontzenuwd door den ruwen arbeid en liet ze te veel alle moeiten der agitatie en alle lasten der organisatie over aan kleine groepen, dikwijls aan enkele individuen, welke dan bedorven werden door de hun toebedeelde macht.
Onder de kommunistische arbeiders van Holland kon dit alles niet onopgemerkt blijven. Ze hebben het begrepen en het heeft onder hen een somber gevoel opgewekt, een gevoel echter - het moet er onmiddellijk aan worden toegevoegd - dat wij terugvinden in elke historische periode, voorafgaande aan een algeheele omwenteling der maatschappij.
In dit gevoel van ontgoocheling, richtte zich de ontevredenheid onmiddellijk tegen de scheurmakers, van af het eerste oogenblik hunner propaganda.
Tot een eerste botsing van de denkbeelden en van de belangen kwam het op het kongres van Groningen in 1893. Van de afdeelingen in 126 gemeenten des lands, waren er afgevaardigden uit 86 gemeenten opgekomen (enkele gemeenten als Amsterdam brachten meer dan ééne stem uit).
Slechts uit drie gemeenten waren werkelijk parlementair socialistischgezinde afgevaardigden verschenen, maar dezen oefenden een zekere macht uit door den aanklang dien ze vonden onder verschillende in hun opinie wankelende afgevaardigden - tot de meerderheid van het kongres, ten slotte het hangende geschil willende beslissen, een resolutie doordreef, die voor het minst
| |
| |
voorbarig viel te noemen en die zelfs door een aanmerkelijk deel der kommunnisten in haar draagwijdte niet begrepen werd. Het was de navolgende resolutie, aangenomen met 47 tegen 40 stemmen en 14 onthoudingen.
Het kongres besluit: onder geene voorwaarden hoegenaamd, ook niet als agitatiemiddel, meê te doen aan verkiezingen.
Met dit besluit was de verdeeldheid in gang! Wie zou er aan de verkiezingen geen deel nemen? De partij in haar geheel, de Bond? Of insgelijks de afdeelingen? Maar was dit laatste dan niet een schending van de autonomie der afdeelingen? Ja, was nu niet tegelijk de vrijheid der individuen bedreigd? Van twee kanten stak de storm op, rechts van den kant der parlementairgezinde hervormers, links van de anarchisten. De afdeeling St-Anna-Parochie, waarin de anarchisten in de meerderheid waren, scheidde zich aanstonds na het kongres, af, omdat de vrijheid van het individu was aangetast. Aan den anderen kant wachtten de hervormingsgezinde elementen niet tot een nieuw kongres uitspraak zou doen en tot, gelijk in 1894 op het Haagsche kongres besloten werd, aangenomen was, dat de leden individueel vrijheid van handelen zouden behouden. Een twaalftal parlementairgezinde socialistische propagandisten riepen tegen het midden des jaars te Zwolle een kongres samen voor de oprichting eener nieuwe sociaal-demokratische partij. De nieuwe groep plaatste zich aanstonds op het standpunt der Duitsche sociaal-demokratie en werd zedelijk en finantiëel van uit Duitschland gesteund.
In de socialistische kringen van Holland werden de twaalf personen, stichters der Sociaal-Demokratische Arbeiderspartij spottend aangeduid met den naam: ‘de twaalf apostelen’.
Men wilde ermede te kennen geven, dat, zoo er scheuring in de kommunistische beweging van Nederland noodig ware, de afdeelingen daarover zelven wel zouden beslissen en dat
| |
| |
daartoe dan geen apostelen, geen gezondenen, het partikulier initiatief behoefden te nemen. Van den kant der oprichters der nieuwe groep was het voorzeker, gelet op het karakter der Hollandsche arbeidersbeweging, een fout te noemen. Zelfs werd te midden onzer beweging geloofd, dat reeds door deze wijze van handelen, de twaalf van den beginne af hun spel hadden verloren.
Men heeft zich bedrogen! In de eerstvolgende verkiezings-kampagne heeft dit korps van propagandisten, onder wien overigens enkele goede redenaars zich bevonden, meer stemmen gewonnen, dan iemand had gedacht, meer waarschijnlijk, dan zer ook zelven hadden vermoed.
Toen is er een nieuwe scheuring gevolgd in de kommunistische beweging van Holland, ditmaal op het kongres zelf van den Bond te Rotterdam (25 en 26 Dec. 1897). En thans waren het de afdeelingen, welke uitéénvielen, de eerste scheuring was daartoe slechts het voorspel geweest.
Het waren dan de verkiezingen van Juni 1897 en de daarop volgende herstemmingen in de maand Juli, welke de aanleiding tot de thans nog bestaande krisis kwamen leveren. Ook in den Socialistenbond zelf bestond er een minderheid, welke, hoezeer tot de anti-parlementaire federatie behoorende en de beginselen van deze onderschrijvende, niettemin aan de verkiezingen wilde deel nemen, omderwille van de agitatie, gelijk het de ‘Allemanisten’ in Frankrijk opvatten. Ze deed dit ook hier en daar, zij het dan geheel ongeorganiseerd, en brachten in het distrikt Schoterland (eenmaal door Domela Nieuwenhuis in het parlement vertegenwoordigd) een lid van den Socialistenbond: G.L. van der Zwaag in de Kamer. Deze verkiezing, waartoe zelfs de leiding geheel ontbroken had, kon wat haar uitslag betreft, slechts verklaard worden eerstens uit het feit, dat tot in de kleinste dorpen van dit distrikt het socialisme reeds sedert jaren was doorgedrongen, tweedens uit de bijkomende omstandigheid, dat de
| |
| |
kalvinisten - de zoogenaamde ‘Anti-revolutionnairen’ - den kandidaat van der Zwaag steunden tegenover den liberaal. De tot afgevaardigde gekozene zelf had openlijk tijdens de verkiezings-kampagne verkondigd, dat hij van het parlementarisme en de hervormingen, welke het zou aanbrengen, niets verwachtte voor de arbeiders, en dat, zoo hij de 2000 gulden 's jaars (de som, welke de kamerleden in Nederland ontvangen) kon verdienen met ‘steenen bikken’, hij voorzeker aan dezen eerlijken arbeid de voorkeur zoude geven boven dien van een kamerlid. De plattelanders in zijn distrikt hebben hem dan ook, in 't algemeen genomen, gekozen ‘om 2000 gulden 's jaars aan Geert te bezorgen’, gelijk de leus was, en om daardoor het socialistische weekblad De Klok te steunen, waaraan van der Zwaag de redakteur is.
Maar ook de jeugdige Sociaal-Demokratische Arbeiderspartij had visch gevangen. Ze had twee kamerzetels bemachtigd, zij het dan ook onder zeer verdachte omstandigheden.
De partij toch had een ‘verkiezingsprogram’ uitgewerkt, waarin aan de kleine pachters werd voorgespiegeld - ‘betere regeling van het pacht-kontrakt’, aan de veldarbeiders, die nog geen kleine pachters waren, de regeling van het recht der gemeenten, om ‘aan ingezeten arbeiders zooveel grond als bedrijfskapitaal tegen den laagst mogelijken prijs in gebruik te geven, dat zij van hun arbeid op dien grond geheel kunnen bestaan.’
Dit ware voorzeker alles zeer geschikt voor een klerikaal of konservatief liberaal program. Overigens heeft men in Holland reeds genoeg kleine pachters die een tobbend bestaan leiden.
Anderzijds beloofden de redenaars der Sociaal-Demokratische Arbeiderspartij aan de industrieele arbeiders, te zullen werken voor staatspensionneering, terwijl ten slotte in een rondgezonden cirkulaire als algemeene maatregel voor het platteland werd
| |
| |
verlangd: ‘grond voor allen’ een kleine variatie op den socialistischen eisch: de grond aan allen, waartegen de kleine boeren nog zoo algemeen bezwaar hebben.
Hier en daar werd in het kamp der Sociaal-Demokratische Arbeiderspartij het socialisme geheel verloochend en in een strooibiljet, dat ten gunste van den kandidaat Mr Troelstra - destijds redakteur van de Sociaal-Demokraat, in het kiesdistrikt Winschoten is verspreid, werd door de vrienden van den kandidaat het beginsel als volgt onder woorden gebracht:
‘Wij willen het privaatbezit afschaffen?
‘Neen, het privaatbezit wordt opgeheven door de klasse, waartoe Dr Bos (liberale kandidaat c.) behoort, door de kapitalisten.
‘Wij konstateeren slechts het feit van de opheffing en 't is dus oneerlijk, ons iets toe te dichten, wat wij niet willen.’
Toen de verkiezingen achter den rug waren, stak nu de storm in den Socialistenbond zelf op.
Waar van der Zwaag, aldus werd er geoordeeld, is gekozen zonder geldelijke kosten; waar Mr Troelstra er is doorgekomen in het distrikt Tietjerksteradeel - een bij uitzondering slecht distrikt van Friesland, waar altijd slechts in een enkel dorp voor socialisten een vergaderlokaal was te krijgen - (de Sociaal-Demokratische Arbeiderspartij verkreeg er in de verkiezingsdagen verscheidene); waar een sociaal-demokraat (H. van Kol) kon gekozen worden in het distrikt Enschedé zonder den steun onzer afdeelingen, enkel omdat er rondom den Socialistenbond lieden genoeg fladderen, die half-socialistisch of radikaal gezind zijn en die den kandidaat van de meestgeavanceerde richting volgen terwijl omgekeerd onze vrienden geen oppositie wilden verwekken in de katholieke dorpen; - waar er, zoo werd er gemompeld in de rijen der kommunisten, blijkbaar zooveel sympathie voor het socialisme schuilt bij de bevolking, onder de massaas, welke
| |
| |
niet zijn aangesloten, daar kunnen wij in de eerstvolgende verkiezingsperiode zonder veel moeite kans hebben in tien of twaalf distrikten des lands. Geheel de provincie Friesland is dan aan ons, zoo werd er geoordeeld, alsmede meer dan één distrikt in de provincie Groningen; wij hebben dan kans van slagen in een gedeelte van de provincie Noord-Holland en in enkele steden als Amsterdam (in meer dan één distrikt), Dordrecht, enz. Dan vervangen wij, aldus ging men voort, in het distrikt Enschedé den afgevaardigde van Kol, gekozen met den steun van onze tirannen, de liberale fabrikanten (tegenover den ultramontaanschen kandidaat) door een ander, die meer socialist is dan hij. ‘Waarom zouden wij aan de afvalligen onzer organisatie de vruchten van den arbeid gunnen, waarvoor de onzen de vuistslagen hebben ontvangen?’
Dit alles werkte in de afdeelingen vóór het kongres te Rotterdam. Terwijl nu op het kongres zelf ook een deel van den ‘Centralen Raad’ der partij de boven ontwikkelde denkbeelden bleek te huldigen, stak daar tegenover het anarchisme het hoofd op. T. Luitjes, van Arnhem, redakteur van het anarchistische blad De Volksvriend en afgevaardigde van de afdeeling Velp, betoogde, dat het de eigen schuld der organisatie was, zoo men elk jaar die zelfde diskussie over het parlementarisme terugkreeg, datzelfde heillooze geschil, waardoor de revolutionnaire propaganda werd verlamd. Wij hebben, zoo zeide hij, het parlementarisme in onze eigen rijen, wij huldigen het stelsel van afvaardiging, van stemming bij meerderheid en minderheid en bij referendum; wij kennen ook onze centralisatie in den vorm van een Centralen Raad. Thans echter is een nieuwe strooming opgekomen, een anti-autoritaire strooming. Wat zien wij thans hier? In onzen bond zijn heterogene elementen saam vereenigd. Laten wij van elkaar gaan, want wij passen niet goed samen. Wij gelijken op twee trampaarden, die het ééne voor en het andere achter een
| |
| |
rijtuig zijn gespannen. Thans maken wi elkander lusteloos, laten wij van elkaar gaan, later kunnen wij zien, welke elementen weer van nature bij elkaar komen.
Hij werd voor een goed deel, wat de ontwikkeling dezer ideeën betreft, ondersteund door F. Domela Nieuwenhuis, den verantwoordelijken redakteur van het partijorgaan: Recht voor Allen.
Terwijl nu verschillende sprekers op dit kongres twee stroomingen konstateerden, meen ik, dat er minstens drie vielen aan te wijzen.
Eerstens de rechterfraktie, welke terwille der agitatie zich voor deelneming aan de verkiezingen verklaarde en door de linkerzijde werd aangeduid met de benaming: de parlementaire anti-parlementairen. Naast haar een middenpartij, naar mijn oordeel de talrijkste, bestaande uit revolutionnaire kommunisten, streng anti-parlementair, maar die de organisatie van den bond wilde behouden zooals ze was. Ten slotte links de kommunistische anarchisten, echter met sterk individualistische neigingen.
Toen men toch eindelijk tot een resultaat moest komen, werden achtereenvolgens drie vragen in stemming gebracht.
1o Mogen gelden uit de centrale kas worden besteed voor de verkiezingen?
Het antwoord hierop luidde éénstemmig: Neen! Slechts drie afdeelingen onthielden zich van stemming. Het referendum bekrachtigde later dit besluit ook nagenoeg met algemeene stemmen.
Het referendum beslist in den Socialistenbond in laatste instantie. Het is vooral noodzakelijk, omdat er steeds afdeelingen zijn, vooral ten plattenlande, welke geen afgevaardigden naar het kongres kunnen zenden ter oorzake der onkosten en der moeielijkheden van het reizen in de winterdagen. Te Rotterdam was
| |
| |
dit in het bizonder het geval met vele plattelandsafdeelingen uit het Noorden.
Verder behoort voor het goed begrip dezer stemming hier nog eenmaal erop gewezen te worden, dat de hervormingsgezinde elementen zich reeds van den Bond hadden afgescheiden en ook in de socialistische arbeidersbeweging in Holland niet meer als beslist ‘socialistisch’ worden meegerekend.
Men versta mij wel, ik wil hier in het minst niet de kracht gering schatten, welke in de toekomst de jeugdige Sociaal-Demokratische Arbeiderspartij zal kunnen uitoefenen. Omgekeerd geloof ik, dat ook in Holland van deze hervormingsgezinde fraktie geldt, wat men van hare zusterfraktie in Frankrijk b.v. kan getuigen. Zij zal in de toekomst bij de verkiezingen een grooten invloed kunnen uitoefenen en een aanmerkelijk deel der Nederlandsche arbeidersbevolking kunnen met zich trekken. En wanneer deze groep, nog meer naar rechts zwenkend, zich vereenigen wil met de burgerlijke radikalen en met de meest vooruitstrevenden onder de liberalen, dan kan ze als partij der ‘sociale hervorming’ nog mettertijd - regeeringspartij worden. Maar dit is geheel wat anders dan het socialisme en thans reeds telt de Sociaal-Demokratische Arbeiderspartij in Holland niet meer als socialistisch mee.
Keeren wij tot het kongres terug. Tweede vraag:
‘Mogen de afdeelingen deelnemen aan de verkiezingen?
Antwoord: 45 stemmen: Neen! 9 afdeelingen: Ja! Eenige afdeelingen naar ik meen uit 4 of 5 gemeenten bleven buiten stemming. Hier stond de rechterfraktie alleen tegenover de beide andere.
En thans de beslissende vraag:
‘Zullen de leden van den Socialistenbond vrij zijn om aan de verkiezingen deel te nemen?
| |
| |
Antwoord: 32 stemmen: Ja! 20: Neen! De afdeelingen uit enkele gemeenten, ik meen ten getalle van 6 of 7 bleven buiten stemming. Hier had de rechterfraktie steun verkregen van de uiterste linkerzijde, alsmede van verschillende afdeelingen uit de middengroep, welke niet aan de persoonlijke vrijheid van het individu wilden zien raken.
Vervolgens nam het kongres nog een resolutie aan, waarbij alle besluiten, op vroegere kongressen, in zake de taktiek aangenomen, werden ingetrokken. Daar zich echter onder deze besluiten ook dàt bevond, hetwelke uitsprak, dat de Bond anti-parlementair zou zijn, verklaarde F. Domela Nieuwenhuis, hoewel met algemeene stemmen weder tot verantwoordelijk redakteur (verantwoordelijk voor het kongres) gekozen, dat hij het redakteurschap van het orgaan der partij: Recht voor Allen niet konde aannemen.
Thans was de verwarring algemeen:
‘Wij hebben niet gestemd vóór het intrekken van alle resoluties over de taktiek, om daarmee van taktiek te veranderen’, zoo verklaarden eenigen der afgevaardigden; ‘wij hebben schoon schip willen maken met al die resoluties, die ons vervelen en de keel uithangen!’
‘Jawel’, antwoordden anderen. ‘Hier geldt het een zwenking in de taktiek!’ Voor de redaktie van het partijorgaan waren op het kongres F. Domela Nieuwenhuis en mijn persoon tegenwoordig. In elk geval had hierin de verantwoordelijke redakteur van het partijorgaan gelijk, dat de toestand niet zuiver was. Er waren hier blijkbaar zeer heterogene elementen vereenigd en hoewel ik persoonlijk meer de ideeën van de middenfraktie was toegedaan, kon ik toch na de weigering van Domela Nieuwenhuis niet anders doen, dan insgelijks het verantwoordelijk redakteurschap afslaan van het orgaan eener partij, die niet langer geacht kon worden een partij te vormen, maar die slechts een konglomeratie was van
| |
| |
personen van verschillende richting, welke, in menig opzicht tegenover elkaar stonden.
Onder deze omstandigheden vond het kongres geen redakteur. Want achter al deze moties waren verschillende moeielijkheden verborgen. Het was de redaktie van Recht voor Allen geweest, die, krachtens de resolutie, dat de partij ‘anti-parlementair’ zou wezen, elk parlementair optreden tijdens de verkiezingen, elk woord, dat volgens haar van verloochening der kommunistische beginselen getuigde, had aangevallen. Te Amsterdam alleen hadden honderden werklieden zelfs niet eenmaal hun kiesbiljet aangevraagd. ‘Maar wat wilt ge dan?’ zoo vroeg Domela Nieuwenhuis. ‘Ge laat de individuen vrij, om aan de verkiezingen deel te nemen, maar ik, als verantwoordelijk redakteur van het partijorgaan zou niet vrij zijn, om over dat alles mijn meening te zeggen nu de resoluties over de taktiek zijn ingetrokken? Ik heb gezegd, dat naar mijne meening men thans parlementair is geworden, want men moet één van beiden zijn: parlementair of anti-parlementair. ‘En van anarchistische zijde klonk het: ‘Laten wij uit elkander gaan, het is hier reeds een parlement!’
Eenige afgevaardigden waren reeds vertrokken en het kongres scheidde in verwarring en mistroostigheid.
Toen het referendum, waarop nog was gehoopt, alle besluiten van het kongres had bekrachtigd, weigerde in de afdeeling Amsterdam, de overgroote meerderheid hare deelneming aan de verkiezing van een nieuwen ‘Centralen Raad’. De eene kandidaat na den andere bedankte. De rechterfraktie koos thans de zeven leden van het partijbestuur uit haar eigen midden- zeven leden echter, van welke de meerderheid in elk geval niet op het standpunt van de genomen besluiten stond, nóch van het kongres, nóch van het referendum. Deze uitslag had aan den anderen kant weer tot gevolg, dat in het land de eene afdeeling na de
| |
| |
andere zich afscheidde van den Bond en dat er in de plaats dier afdeelingen overal ‘vrije socialistenvereenigingen’ werden opgericht.
Op het oogenblik geeft de Centrale Raad uit de minderheid het blad Recht voor Allen uit onder een kommissie van redaktie (echter slechts twee malen 's weeks) terwijl van zijne zijde F. Domela Nieuwenhuis het initiatief genomen heeft tot de uitgave van een nieuw orgaan, de Vrije Socialist, die insgelijks twee malen 's weeks verschijnt. Naast deze organen bestaan er dan nog steeds lokale bladen, welke wekelijks in de verschillende streken des lands uitkomen. Zóó in: Zeeland, Friesland, Groningen, Gelderland, Overijsel, Noord-Holland.
De redakties dezer lokale organen hebben insgelijks, betreffende de taktiek, geheel verschillend partij gekozen.
Tot kenschetsing van den toestand in deze wijs ik hier naar het Volksblad, dat aan de Zaanstreek (provincie Noord-Holland) verschijnt en welks redaktie aanvankelijk haar oordeel over den loop van het kongres achterwege had gelaten.
Later, direkt uitgenoodigd door de socialistische pers, om zich uit te spreken, publiceerde het Volksblad de meening van zijn vier redakteurs. - Dit waren vier verschillende meeningen.
Ik maak deze laatste opmerkingen slechts, om de evolutie van de krisis te teekenen.
Wat ze ons leert is dit, dat heterogene elementen op den duur toch niet saamgehouden kunnen worden en dat er in de politieke partijen, als in de geheele natuur een neiging valt waar te nemen tot een voortdurend opnieuw zich groepeeren, een gestaag wisselend ‘worden en vergaan’.
Wat de naaste toekomst der socialistische beweging in Holland betreft, meen ik, dat de rechterfraktie van den Socialistenbond (thans geheel dien bond vertegenwoordigend) in de toekomst, steeds meer zich zal bewegen in de eenmaal ingeslagen richting
| |
| |
en ten slotte zal samengaan met de Sociaal-Demokratische Arbeiderspartij, de dissidenten van vóór een paar jaren. Reeds voor de eerstvolgende verkiezingsperiode kan naar mijn oordeel dit samengaan worden verwacht, wanneer althans niet de meer klein burgerlijk gezinde elementen der Soc. Dem. Arbeiderspartij de voorkeur geven aan een gemeenschappelijk optreden dezer partij met de burgerlijke radikalen en de vooruitstrevende liberalen. Deze zouden aldus verbonden, gelijk reeds werd opgemerkt, den grondslag kunnen vormen voor een toekomstige regeeringspartij, ten doel hebbende de doorvoering van verschillende ‘sociale hervormingen’.
Daartegenover zullen de beide frakties links, naar het mij voorkomt, op den duur samensmelten en opnieuw een min of meer gecentraliseerde organisatie gaan vormen, bij voorbeeld door de vorming van een centraal korrespondentieschap. In elk geval echter zou in zulke organisatie een groote mate van autonomie moeten gewaarborgd zijn aan de aangesloten groepen en vereenigingen, wat betreft de regeling harer zaken binnen eigen kring. Dit alles zal echter slechts kunnen geschieden, wanneer de anarchisten zich in de toekomst meer dan thans kunnen vereenigen met de denkbeelden van ‘afvaardiging’, van ‘stemming bij meerderheid en minderheid’ voor de regeling van huishoudelijke zaken, enz.
Een steun is in de toekomst voor de Nederlandsche arbeidersbeweging het Nationaal Arbeidssekretariaat, dat de voornaamste vakorganisaties des lands omvat (met uitzondering der diamantarbeiders, die niet zijn aangesloten,) en dat thans ongeveer 15.000 werklieden van verschillende bedrijven, heeft georganiseerd. Verscheidene der vakorganisaties, welke bij het Nationaal Arbeidssekretariaat zijn aangesloten, waren op het Internationaal kongres van Londen vertegenwoordigd.
Dit zijn in Holland de troepen, waarmede in toekomstige
| |
| |
dagen de praktische strijd tegen de ondernemers zal worden gevoerd, na zoovele jaren van theorie.
Christiaan Cornelissen.
|
|