Vaderlandsche gezangen(1791)–Anoniem Vaderlandsche gezangen– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 19] [p. 19] Het vaderlandsch afscheid. Wys: Men moet steeds Flora's gunsten roemen. Vaart wel myn Vaderland en Vrinden! Vaart wel myn waardig Amsterdam! Dat ik wel eer zo teer beminden, Alwaar ik 't eerst myn oorsprong nam, 'k Ontrek my aan de Slaafsche banden, Ik buig my niet voor 't lastig juk, Ik zoek myn rust in vreemde Landen, Ik leef daar vry van ramp en druk. *** Hoe zwaar uw leed my gaat ter harten, Uw ondergang myn ziel ook treft, Ik laat my door geen Dwingland tarten, Die door verraad zyn Magt verheft, Ik volg die waare Vryheidszoonen, Die nimmer door het snoodst verraad, Hun vrye zielen laaten hoonen; Maar gruwen steeds voor de Eigenbaat. [pagina 20] [p. 20] De rest zal my dan ook wel volgen, Die hier nog zitten onder 't juk, De Vryheid zit in 't hart verborgen, Daar deelt men nooit 's Lands ongeluk, Kom laat ons dan te zaamen spannen, Tot wy in staat zyn 't hoofd te bien, Om Neerlands Dwingeland te bannen, En Vryheid weêr ten troon te zien. 't Nabuurig Braband zal dan weezen, Daar men zich dan by één vergaard, Verraders, schelmen, wilt dan vreezen; Wanneer de Zomer zig verklaart, Dan zal men al die vuige slaaven, Dien aanhang van het vreemd gespuis, Met al de Snoodaarts 't Land uitjaagen, En wy dan weêr in Holland thuis. C.F. *** Vorige Volgende