| |
| |
| |
Verdiende lof.
Wijs: Il faut attendre avec patience.
Wijs: { Avec les jeux, dans le village.
Wat Godheên, zangster, welke Helden,
Neemt gij ten voorwerp van uw lied?
Wilt gij den lof van Pallas melden?
Of Bacchus, die ons vreugde biedt,
Den winnaar van de morgenlanden?
Of Hercules, wiens dommekragt
Gedrochten plette met de handen,
En Dwingelanden t'onderbragt?
| |
| |
Of Grieken's helden - roem verhalen?
Thermopylae, en Marathon,
In blijde zege - zangen, malen,
Waar Griekenland den Pers verwon?
Of kiest gij Helden van 't oud Romen?
Zijn' dapp'ren stichter Romulus?
Of Scevola, door niets te toomen?
Of lust u in den lof te weiden
Der Helden van ons Vaderland,
Die Vrijheid hier ten zetel leidden,
Vermaard door krijgs - deugd, of verstand?
Lust u een' Barneveld te roemen?
Een' Hoogerbeets, of Huig de Groot?
Een Ruiter, of een' Tromp te noemen?
Of Brakel, die den Theems ontsloot?
| |
| |
Neen; wil veel eer de glorie zingen
Der Jeugd, die Pallas borsten zoogt,
Dier brave en fiere jongelingen,
Op welker moed 's Lands Vrijheid boogt!
Roem Hem, die 't eerst hun borst deedt gloeijen,
van santen, de eer der Roomsche liet!
Hij deedt, in Leydens nood, hen spoeijen,
Ten steun der vrije krijgs-bannier.
Wil wakk'ren schimmelpenninck loven,
Dier Braven Leidsman, in dien nood;
Die, met zijn Helden, aangestoven,
Ons tegen muit ren bijstand boodt;
Die, beide met zijn pen en degen,
Voor 't recht des Burgers pal dorst staan;
Wien Vrijheid, dankbaar voor dien zegen,
Den schedel siert met eiken-blaên!
| |
| |
Naast Hem is hoÿnck hoogst te prijzen.
De roem van Themis, die, met moed,
Der jegd het eere - spoor wou wijzen,
Aan 't hoofd van zijnen ed'len stoet;
Die, waar zijn wensch niet dwaas bestreden,
Dien stoet, met trom en vaendel - pracht,
Geschaard in rijen en geleden,
Hadt Leydens poorten ingebragt.
Wil ook den ed'len schul niet zwijgen,
Die, door zijn krijgs-kunde en beleid,
Den wapenhandel zal doen stijgen,
Waar 't oeffen-perk de jeugd verbeidt!
Lang moet ge, o viertal Braven, leven,
Tot heil der Burger maatschappij;
En steeds, door deugd, naar glorie streven:
Zoo zij ons Neêrland eeuwig vrij!
|
|