Vaderlandsch museum voor Nederduitsche letterkunde, oudheid en geschiedenis. Deel 4
(1861)–C.P. Serrure, [tijdschrift] Vaderlandsch Museum– Auteursrechtvrij
[pagina 41]
| |||||||||||||||||
Brief der Schepenen van Gent aen den meester der Goudsmeden te Keulen. 1405.Nadat onze voorvaders, met den beginne der veertiende eeuw, geheel van het latijn hadden afgezien, en de landtael in alle zaken van bestuer ingevoerd, en dus eenen gewichtigen stap tot de algemeene beschaving en verlichting des volks hadden gedaen, zagen zy weldra het uitsluitelyk gebruik der moedertael als een hunner kostbaerste voorrechten aen. Vandaer, dat alwie in Vlaenderen eenig ambt wilde bekomen, in de tael des volks moest bedreven zijn, en dat, wanneer de graef eenige inbreuk deet omtrent het een of ander, dat met de rechten der moedertael in verband stond, er meer dan eens hevige twisten oprezen, die niet eerder vereffend werden, dan wanneer de vorsten de billyke eischen hunner onderzaten hadden voldaenGa naar voetnoot(1). By de stedelyke regeringen werd niet alleen het vlaemsch gebruikt voor de beraedslagingen, de besluiten en verordeningen, met een woord, voor al wat het bestuer der gemeente betreft, | |||||||||||||||||
[pagina 42]
| |||||||||||||||||
maer ook verder bediende men zich, zoo veel mogelijk, van de moedertael voor de betrekkingen met het buitenland, en wel in zonderheid met al de steden of landen, waer de algemeene duitsche tael gesproken wordt. Ik acht het niet onbelangrijk tot staving van mijn gezegde hier een plaetsjen in te ruimen voor eenen brief door de schepenen van Gent, op den 11sten January 1405, aen den Meester van de Goudsmeden te Keulen geschreven, en bevattende een getuigschrift voor zekeren Lieven de Vos, geboortig van Gent. Zie hier dat stuk: Allen den ghenen, die dese presente letteren sullen zien ofte horen lesen, ende specialike eersamen ende wijsen, den Meester vanden Goudsmede in de stad van Cuelne, scepen ende raed vander stede van Ghend, saluut ende alle vrienscepe. Weten alle, dat ute dien dat recht wille ende redene bewijst, datmen orconde warachteghe zaken, so eist dat wij orconden metter waerheit, naer de kennesse ende clare informacie tonswaert commen sijnde bij der orconschepen van vele soffisantere ende notabele persone, priesteren ende andere onser porters, gheheet ende ghemaent, alsoet behoirde, up de ghetrouthede van Lievine den Vos, geboren ute der vors. stede, dat Lievin de Vos bringhere deser letteren, een vry man manGa naar voetnoot(1) es, niemens eyghin, wettich sone Jans Vos ende Katelinen Liefkints, des vors. Jans wettelike wijf, ende gheprocreert ende ghewonnen binnen uwelike ende in wetteghen bedde; de welke Jan de Vos, des vors. Lievins vader, in sinen levenden live was ende verstaerf, binnen der stede van Ghend, vry mottalinGa naar voetnoot(2) potghietere, ende an gheene andere neeringhe recht hebbende. Ghegheven in kennessen der waerheden, onder den zeghel van zaken der vors. stede van Ghend, op den ellefsten dach in Januario, int jaer ons Heeren xiiiic ende viveGa naar voetnoot(3). Origineel op perkament. De zegel, die vroeger aen het stuk hing, is afgerukt. - Het stuk behoort my toe. | |||||||||||||||||
[pagina 43]
| |||||||||||||||||
Toen de schepenen van Gent dit schreven, deden zy niet alleen op deze wyze hunne moedertael tot by den vreemde eerbiedigen, maer zy hadden tevens de volle overtuiging, dat men te Keulen zeer wel hunnen brief zoû verstaen. Geen wonder, immers, want al wie eenigs zins met de geschiedenis der duitsche tael in 't algemeen en der onze in 't byzonder bekend is, weet dat ons nederlandsch te samen met het nedersaksisch, het eigenlyke nederduitsch, dat is eenen der twee hoofdtakken van de algemeene duitsche tael, uitmaken. Dat nederduitsch wordt door millioenen menschen, langs geheel de uitgestrektheid der kusten van de Noorder- en Baltische zeeën, dat is van Duinkerken tot aen Köningsberg, en van Flensburg, in Denemarken, tot aen het Harzgebergte, gesprokenGa naar voetnoot(1). Hieruit volgt, dat de tael van byna de helft van Duitschland de grootste overeenkomst heeft met de onze. Tydens de middeleeuwen werd aldaer dat nederduitsch, zoo wel als by ons het nederlandsch algemeen geschreven, maer sedert de scheuring van Luther, werd het hoog- of opperduitsch aen al de landstreken, alwaer het nedersaksisch gesproken werd opgedrongen, zoodanig dat dit laetste slechts als volksspraek blijft bestaen, en het hoog duitsch de geschrevene en literarische tael is gewordenGa naar voetnoot(2). Wanneer men dien toestand der tael in een groot gedeelte van Duitschland, tydens de middeleeuwen in de oog houdt, dan begrijpt men licht, dat onze voorouders niet noodig hadden het latijn of eene vreemde spraek te gebruiken, alzoo zy in hun vlaemsch een allergeschiktst middel hadden om hunne betrekkingen met den vreemde te onderhouden. | |||||||||||||||||
[pagina 44]
| |||||||||||||||||
Toen het in vroegere eeuwen zoo bloeijende Vlaenderen zulken beduidenden handel dreef met de Hanse-steden van Duitschland, gebeurden alle onderhandelingen, alle overeenkomsten, alle briefwisselingen in de landtael. Het vlaemsche werd zoo wel te Hamburg en te Bremen, als het nedersaksisch te Brugge en te Gent verstaen. De Archieven der steden van Duitschland, even als die hier te lande, bevatten een aenzienlijk getal oorkonden, die daervan ten volle getuigen kunnen. Twee duitsche geleerden, Sartorius en Lappenberg, hebben een nog al uitvoerig werk over de Hanse-steden uitgegevenGa naar voetnoot(1), waerin zy tevens de oude oorkonden als bewijsstukken hebben medegedeeld. Daer dit werk hier te lande niet algemeen verspreid is, acht ik het niet ongepast te dezer plaets den korten inhoud op te geven van de stukken in onze moedertael opgesteld, die door die twee geleerden aen het licht zijn gebracht.
| |||||||||||||||||
[pagina 45]
| |||||||||||||||||
| |||||||||||||||||
[pagina 46]
| |||||||||||||||||
| |||||||||||||||||
[pagina 47]
| |||||||||||||||||
Ik bepael my tot het aenhalen dezer oorkonden, welke alle op Vlaenderen betrekking hebben; veel andere het graefschap Holland rakende, zijn insgelijks in het voor ons vaderland hoogstbelangrijk werk van Sartorius en Lappenberg te vinden; doch ik dacht, dat de opgegevene stukken ruim genoegzaem zouden zijn om te bewyzen, hoe onze voorvaders, ten tyde dat Vlaenderen tot het toppunt van bloei en rijkdom gestegen was, hunne moedertael eerbiedigden, en hoe deze hun te stade kwam voor het onderhouden der gewichtigste betrekkingen met de | |||||||||||||||||
[pagina 48]
| |||||||||||||||||
voornaemste handelsteden van Duitschland, ik zou haest zeggen van byna gansch Europa. De boven aengehaelde voorbeelden zouden in 'toneindig kunnen vermenigvuldigd worden door het opzoeken van dergelyke oorkonden, het zy in onze Archieven, het zy in die der Duitsche steden, het zy zelfs nog in sommige andere gedrukte werken. Enkele malen, vooral in de dertiende eeuw, waren de geschrevene onderhandelingen met de Hanse-steden in het latijn, maer nooit in het fransch. De zoo talryke verzameling van stukken door Sartorius en Lappenberg uitgegeven levert daervan geen enkel voorbeeld op. Ten slotte zal ik hier nog doen opmerken, dat de Duitsche geleerden, wanneer zy onze oude vlaemsche charters laten drukken, deze als geheel Duitschland door, genoegzaem verstaenbaer beschouwen, zonder dat zy het noodig achten deze door eene, vertaling, welke dan ook, te verklaren. By ons, betreurenswaerdig en tevens belachelijk genoeg, wordt er meestal eene fransche overzetting bygevoegd! |
|