Vaderlandsch museum voor Nederduitsche letterkunde, oudheid en geschiedenis. Deel 2
(1858)–C.P. Serrure, [tijdschrift] Vaderlandsch Museum– Auteursrechtvrij
[pagina 97]
| |
De pastoor van Velthems Spiegel Historiael.Er bestaet slechts een enkel volledig Hs. van dezen Spiegel Historiael, dat ter Universiteits-bibliotheek te Leiden berust; en waer naer de uitgave, te Amsterdam, ten jare 1717, in folio verschenen, door Isaac Le Long bezorgd werd. De heer professor C.P. Serrure heeft in het eerste deel van dit Museum, bl. 273, de aendacht getrokken op het HS. door Wichmans gebruikt by het schryven zyner Brabantia Mariana, dat hy van den bisschop van 's Hertogenbosch, Michiel Ophovius, ter leen bekwam, en wel een ander zal geweest zijn als dat door Le Long uitgegeven. Tot dus verre echter is dit niet teruggevonden. Twee fragmenten (te samen 322 verzen bevattende) van een ander HS., behoorende tot het II en V boek, werden vóor eenige jaren door den heer Lorsch, te Bonn ontdekt. De varianten van beide deze bladen zijn door Dr. Jonckbloet opgegeven in Verslagen en berichten uitgegeven voor de Vereeniging ter Bevordering der oude Nederlandsche letterkunde. 3e jaargang. Leiden, 1846, bl. 72-76. Een ander fragment werd door den heer Dr. Cricelius van Dresden, in het archief te Düdingen (kanton Freiburg, fr. Geien?) gevonden, en daer de heer Jonckbloet, die het 3e boek | |
[pagina 98]
| |
des Spiegels Historiaels heruitgafGa naar voetnoot(1), betuigt dat eene kritische uitgave van dit werk hoogst nuttig zou zijn, heb ik gedacht dat de bekendmaking der uittrekselen, welke ik van dit laetste fragment bezit, en aen den heer professor Hoffmann van Fallersleben, by zijn verblijf te Gent in augustus 1856, verschuldigd ben, den letterkundigen niet onaengenaem zoude wezen, en verhaest my dezelve hier in te voegen met de varianten in den tekst door Lelong geleverd, voorkomende. Het bedoelde fragment diende lang tot omslag aen een pak rekeningen, en is ongelukkig zeer geschonden, want het folio-blad is by 2/3 boven en onder afgesneden. Op de voorste zyde vangt de eerste kolom aen: Also hebbicse horen nomenGa naar voetnoot(2);
daer af es here Vetiles,
die van den berghe gheheten es.
Desen ontsien harde sere
5.[regelnummer]
die Sarrasine, die Kerstine noch mere;
want hi die princen doden doet,
met boden, beide t'ors ente voet.
Sine houden onder hem ghene wet,... enz.
Zy eindigt: Nu hort vort dat ghedechte
10.[regelnummer]
van Colne van broeder Aelbrechte.
Van bisschop Aelbrechte van Colne, van sinen boeken die hi maecte, ende van sinen bloemen. XX. | |
[pagina 99]
| |
De tweede kolom begint: Ende hoe men't......Ga naar voetnoot+
det hi ooc daer in ghewes.
15.[regelnummer]
Van bedinghen so maecti ooc
enen harde sconen boec...... enz.
Hoe broeder Aelbrecht sinen tijd sciet in drien ende van siere bedingen. XXI. Doe Willem conine was ende here,
20.[regelnummer]
was bisschop Aelbrecht oud sere,
so dat hi sinen tijd besciet
in drien, dies hi vort ane pliet.
D' besciet hi nacht ende dach
in drien, alsic u seggen mach.
25.[regelnummer]
Terden deel wildi in bedingen wesen;
in 't ander derden deel ooc na desen
wildi studerens plegen geheel;
ende in 't derde derden deel
wildi slapen daer vort aen.
30.[regelnummer]
Dit was 't leven van ghenen man... enz.
De derde kolom eindigt: Noch van siere bedinghen. XXII.
Ic kinnes ende over waer dat weet,
ende uwer doget.... enz.
Op de achterste zyde staen slechts gebeden: Nu biddic u, edele coninghinne,
35.[regelnummer]
Gods moeder, Gods vriendinne,
| |
[pagina 100]
| |
ende moeder van alre ontfermecheit,Ga naar voetnoot+
troostersse van allen goeden beghinne,
der wereld vroude, der wereld minnen,
fonteine van alre doghetlicheit;
40.[regelnummer]
want ghi alle dinghe bracht inne,
die te voren buten sinen,
ende buten maten waren gheleyt,
dor uwe doghet, die ic wel kinne.
Moeder ende maghet, ende elcs werdinne,
45.[regelnummer]
dies beghert sidi ghereit,
na uwer ghenaden mijn leven beit.... enz.
Ph. Blommaert.
|
|