Vaderlandsch museum voor Nederduitsche letterkunde, oudheid en geschiedenis. Deel 1
(1855)–C.P. Serrure, [tijdschrift] Vaderlandsch Museum– Auteursrechtvrij
[pagina 275]
| |
Maerlants gedicht, ‘Der kerken claghe.’Dr JonckbloetGa naar voetnoot(1) heeft, naer aenleiding van Maerlants eigene woorden, dezen naem gegeven, aen een klein gedicht van achttien dertienregelige strofen, hetwelk voor het eerst door Willems werd uitgegevenGa naar voetnoot(2). Het eenige handschrift waerin het te vinden is, en waeruit deze geleerde het trok, behoorde des tijds aen Lord R. Heber, en kwam, na diens dood, in mijn bezitGa naar voetnoot(3). By eene nauwkeurige vergelyking van den oorspronkelyken tekst met dien door Willems geleverd, heb ik de volgende kleine onnauwkeurigheden opgemerkt: vers 18 staet iongren, het handschrift heeft iongeren, - v. 59 swarde, l. swaerde - v. 63 cleedre, l. cleedere, - v. 82 waerheit, l. warheit, - v. 101 jae ic, l. jaeic, - v. 105 in den, l. inden, - v. 158 cleedre, l. cleedere - v. 174 ware, l. waerre; doch het volgende is gewichtiger: v. 202 moet gelezen worden: Nu siet of hi niet val ē minde
die Gods scape noyt en kinde?
waervoor by Willems: Nu siet of hi niet val, ēn̄ minde,
die Godsscape noyt en kinde.
| |
[pagina 276]
| |
Iets dat geenen goeden zin oplevert en Willems het woord minde deed verklaren door verminderen. Terwijl die twee versen eenvoudig beteekenen: Nu ziet of hy, die Gods schapen nooit kende, den val niet bemint?Ga naar voetnoot(1). By eene kritische uitgave van Maerlants strofische gedichten kunnen deze terechtwyzingen van pas komen. |
|