1 Julij 1863 en de volksvertegenwoordiging van Nederland. Te Groningen, bij de erven C.M. van Bolhuis Hoitsema, 1863. In gr. 8vo. 52 blz.
De oorzaak, het doel en de inhoud dezer uitgave weten wij niet beter mede te deelen, dan door de eigen woorden van den schrijver.
‘De lang gewenschte dag, waarop voor eenige duizenden onzer medemenschen de dag der vrijheid aanbreekt, is daar.
Wij juichen en achten Nederland gelukkig om die overwinning op zedelijk gebied, maar wenschten zoo gaarne, dat met die daad van vrijmaking geen onrecht gepaard ging. Afschaffing van slavernij aan de eene zijde, 't is een bewijs van den hoogen prijs, waarop wij recht en billijkheid stellen, maar krenking van eigendoms-rechten aan de andere zijde, en dat bij voortduring, nadat men op het onrechtvaardige daarvan gewezen is, dat is wel een bewijs, dat wij Neder-