deel’ van dit leerboek is geworden, terwijl in de ‘Nieuwe Bijdragen ter bevordering van het onderwijs en de opvoeding, September 1861,’ het eerste en het tweede deel te gelijk worden aangekondigd en beoordeeld.
Aanvankelijk was Referent dan ook voornemens dit inkomplete gedeelte van een kompleet uitgegeven werk te laten rusten, tot dat men goed vond het tweede deel ter recensie aan te bieden; doch, bij nader inzien, heeft hij, uit aanmerking, dat deze ongewone handelwijze waarschijnlijk aan een onwillekeurig verzuim van den uitgever is toe te schrijven, niet onbepaald willen wachten, alvorens het hem nu gezondene aan te kondigen. Hij zal intusschen dit ‘Eerste deel’ op zich zelf beschouwen, en alsof hij niet met zekerheid wist, dat er sedert lang een ‘Tweede deel’ was uitgegeven en alom verspreid.
De heer Müller geeft in dit werkje ondubbelzinnige blijken van zijne grondige kennis der Hoogduitsche taal, en zijn boek verdient ten volle de gunstige opname, die het van den kant van het onderwijzend personneel, vooral in Zuid-Holland, is te beurt gevallen. Niet, dat het zonder gebreken is; maar de kleine vlekken, die het hier en daar ontsieren, doen des te meerde zuiverheid van de overige deelen uitkomen. Het voorberigt, dat de schrijver voor dezen tweeden druk van het eerste deel geplaatst heeft, bewijst ons, dat hij niet blind is voor de leemten en gebreken, die hem door deskundigen werden aangewezen, en ofschoon wij niet hebben opgemerkt, dat hij al de aanmerkingen, vroeger door ons gemaakt, tot verbetering van zijn' arbeid heeft aangewend, kunnen wij, bij eene naauwkeurige vergelijking van dezen nieuwen druk met den eersten van 1856, naar waarheid de getuigenis afleggen, dat het werkje in gehalte heeft gewonnen.
Enkele aan- en opmerkingen zal Refer. ook thans niet terughouden, omdat deze misschien eenig nut kunnen doen, wanneer eene derde uitgave vroeg of laat noodig wordt bevonden.
Blz. 17. Aufgabe, no. 3: ‘Aan de priesters van de kwakers.’ - Wij willen het den heer Müller gaarne vergeven, dat hij edelmoedig genoeg is den kwakers iets te geven, hetwelk zij niet bezitten, doch alléén op voorwaarde, dat hij in het vervolg de moeite neme goed na te denken, alvorens