Kerkelijke toespraak ter herdenking aan vijf en twintig-jarige ambtsbediening in de gemeente, uitgesproken door B.T. Lublink Weddik, op den 23sten Junij 1861, des avonds, in de Nieuwe kerk der Evang.-Luth. gemeente te Amsterdam. (Mede uitgegeven ten voordeele van een zeer behoeftig huisgzin.) (Te) Amsterdam, (bij) J.H. Scheltema, 1861. In gr. 8vo., 33 bladz. Prijs ƒ 0,30.
Gelegenheidsredenen zijn gewoonlijk, hoe treffend ook voor den spreker en zijne hoorders, niet zeer belangrijk voor het publiek. De uitgave van zulke redenen geschiedt dan ook gewoonlijk op verzoek van vrienden en betrekkingen, die gaarne eene gedachteuis wenschen te hezitten van het voor hen zoo plegtige uur. Zoo is het ook met deze ‘Toespraak’ van den Eerw. Lublink Weddik. Hij heeft echter nog een ander oogmerk daarmeê verbonden. Zijne vrienden een genoegen verschaffende, wilde hij tevens eene weldaad bewijzen aan een behoeftig gezin. Moge hij zijn edel doel bereiken! Zulk eene handeling is geheel in overeenstemming met de gevoelens, die hij in zijne feestrede heeft geopenbaard. Naar aanleiding van den tekst, Ps. CXVI: 12, 13, 14 heeft hij op regt hartelijken, gemoedelijken, stichtelijken toon zijn ootmoed, zijne dankbaarheid en zijn heilig voornemen uitgesproken. Gaarne wenschen wij