alsmede hoe men bij het exerceren en bij het manoeuvreren tegenover een veronderstelden of werkelijken vijand te werk moet gaan.’ Zulk een voorschrift, van hoe groot belang ook ontbrak tot nu toe aan ons leger, en Jhr. van merlen heeft in deze behoefte voorzien door deze Handleiding zamen te stellen, waarbij hij het Oostenrijksche reglement tot leiddraad gebruikt heeft, maar de wijzigingen welke dit voor ons leger behoefde, niet uit het oog verloren heeft.
Voor eene bepaalde recensie van dit werk te zorgen, is de pligt van andere tijdschriften; de aard van het onze laat dit niet toe. Eenige opmerkingen welke wij onder het lezen maakten, mogen wij echter niet achterhouden.
Op bl. 10, § 6, vinden wij verschil tusschen den tekst en de daarbij behoorende Fig. 1 op de plaat; de tusschenruimte tusschen de colonne wordt in den eerste op 12 ellen, in het tweede op 10 ellen bepaald.
Dergelijk verschil tusschen tekst en plaat merkten wij ook op bl. 12, § 12, met de daarbij behoorende Fig. 2 op de plaat; de tusschenruimte tusschen de bataillons is in den tekst 205 - 135 = 70 el, terwijl de plaat die als 85 el aanwijst.
Op bl. 11, § 10, stuitten wij op eene onduidelijkheid, welke echter zoo het woord vuur door de uitdrukking artillerie-vuur verklaard wordt, is opgelost.
Zou bl. 31, waar voor de tusschenruimte tusschen de stukken 10 passen wordt opgegeven, dit niet eene verschrijving zijn voor 10 ellen?
In Fig. 23, naar welke bl. 52 verwezen wordt, hebben wij te vergeefs naar de rigting AB gezocht.
Wanneer wij bl. 49, § 107, lezen, kunnen wij de bescheiden vraag niet onderdrukken, vooral wanneer wij de daarbij behoorende Fig. 20 beschouwen, of de tekst daar niet wat uitvoeriger had behooren te zijn.
Op bl. 53, § 110, is de uitdrukking het midden niet zeer precies; en wat op bl. 54 aangaande de eerste linie gezegd wordt is in den aanvang zeer onduidelijk, evenzeer als op bl. 51 bij de tweede linie, waar de vier manoeuvres welke de infanterie bij het uitkomen van het defilé te maken heeft worden opgegeven, de zin zich schier niet vatten laat.
Opmerkingen van dezen aard zouden wij meer kunnen maken. Over het algemeen vinden wij dat de schrijver op sommige