Onze koningin in Frankrijk.
't Is regt streelend voor het nationaal gevoel, tegenwoordig de couranten-berigten uit Parijs te lezen. Ons vaderlandje, dat anders zelden of nooit met al zijne merkwaardigheden in de kolommen der dagbladen genoemd wordt, dan alleen onder de ‘binnenlandsche berigten’ - prijkt nu gedurig om den wille zijner Koningin onder het ‘buitenlandsche nieuws’ - en al wat vereerend en verheffend voor ons is, vinden wij onder de rubriek ‘Parijs’ bijeenverzameld. Nu, wie zal er opkomen tegen het streelen onzer ijdelheid door onze journalisten? Wie zal 't hun ten kwade duiden, dat zij zeker wel eens een belangrijker berigt laten rusten of inkorten, om ons iets van onze Koningin en haar gevolg in Frankrijk meê te deelen? Maar ééne zaak had men eenvoudig moeten verzwijgen. In zeker nieuwsblad leest men: ‘Een der personen van het gevolg van de Koningin der Nederlanden verzekert, dat H.M. bijzonder tevreden is over het onthaal, dat haar op de Tuileriën ten deel valt, en slechts over ééne omstandigheid minder aangenaam gestemd is. Het schijnt de vorstin namelijk te hinderen, dat men haar in de bladen en zelfs in de officiële kringen “Koningin van Holland” en niet “Koningin der Nederlanden” noemt.’ Tot dusver onze berigtgever. 't Is inderdaad grievend voor ons te midden van zooveel eerbetoon in onze vorstin aan ons bewezen, zulk eene beleefde betuiging te ontvangen, dat ‘het koningrijk der Nederlanden’ den Franschen bitter weinig belangstelling inboezemt. 't Is om ons nederig te houden.