verbindtenissen, die over het lot van de Jufvrouwen ovelia payne, de dochter van een Londensch bankier, en rosa young, de zuster van een predikant te Lanscote, beslissen. Maar sloperton ontdekt niet alleen dat hij misleid, maar ook opgeligt is. Nu wordt de kleine julius ontvoerd, en de moeder in den waan gebragt, dat het kind verdronken is...maar de lezer zie zelf nu verder 't verhaal, en dit zal weinig inspanning kosten; want de Schrijver vertelt zoo gemakkelijk, en met zoo veel geest en luim, dat men eer men 't vermoedt of wenscht, aan 't einde is, en de vertaling is zóó, dat men vergeet eene vertaling in handen te hebben.
De lezer ziet uit het vorenstaande dat hij op Engelschen grond is, en in eene wereld vol zinnenweelde, waaraan vrij wat schurkerij wordt dienstbaar gemaakt. Of dit fatsoenlijk Engelsch is, laten wij daar; maar wij achten het voor jammer, dat hamley ons zoo dikwijls in gezelschappen brengt waar de grog de bezielende geest is, die bagot eerst een delirium tremens en later den dood berokkent. Zelfs vrouwen laat hij de binnenkamer met rum-ademen verpesten. Wij ontveinzen niet dat het ons somtijds deed walgen; wat moeten dan onze Hollandsche dames er bij gevoelen? Doch hamley is een meester in 't schilderen van de karakters. Daar is nieuwheid en frischheid in, en er is niet een enkel dat zich ongelijk wordt, of waarvan men zeggen kan dat het overdreven, of niet in 't leven te huis is. Hij regtvaardigt ze tevens met wijsgeerige opmerkingen, die echter meer toevallig, dan opzettelijk zijn. Maar niemand verwachte dat hij door een verhaal als dit tot zedelijke verbetering zal worden uitgelokt. Godsdienstige zin heerscht er niet. Zelfs de predikant young, een groot liefhebber van bloemen en boeken, is half en half een karikatuur, die bijkans medelijden opwekt. En waar over de Godsdienst gesproken wordt, staat zij niet in een voordeelig licht. De Schrijver erkent zelf: dat hij geene zedeles heeft mede te deelen, en dat spijt hem ook, zegt hij, volstrekt niet. Men zal zich onder het lezen vermaken; maar die wat hoogers en edelers verlangt, moet andere werken lezen, die in overvloed voorhanden zijn.