Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1851
(1851)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 93]
| |
Twee Zwitsersche knapen komen te voet langs den Rijn in ons Vaderland, waar zij als schoorsteenvegersjongens een bestaan vinden. De een gaat den kwaden weg op, komt van kwaad tot erger, en raakt in het tuchthuis, doch vandaar naar Noord-Amerika, door de hulp van zijn' voormaligen makker, die, te Utrecht gekomen, toevallig bevonden wordt de zoon te zijn van eenen gids aan den Mont-blanc, aan welke eene dochter van rijken huize de redding van haar leven heeft te danken. Die herkenning baant den jongeling den weg tot fortuin, en daarna ook tot een gelukkig huwelijk. De Schrijver zegt: dat hij ‘den kinderen eene grondige voorstelling van den oorsprong en loop des Rijns’ wilde geven, met ‘historische bijzonderheden en landen volkenkunde van die oorden, welke de Rijn doorloopt.’ Dat alles echter is maar als bijzaak behandeld, en hoe 't te pas kan komen om aan onwetende, arme Zwitsersche jongens, die nooit eene zee hebben gezien, te zeggen, dat het klooster op den St. Bernard 7500, en Chur 1840 voeten boven de oppervlakte der zee ligt, - is ons niet helder. Overigens is het boekje niet onaardig geschreven, en de gekleurde plaatjes maken het voor de jeugd nog te aantrekkelijker. |
|