dig, om aan ons publiek te worden bekend gemaakt. Het was niet zonder grond, maar het is jammer, dat zijne vertaling door vele Germanismen ontsierd wordt. Daarbij zal ook het vignet niet veel bijval inoogsten.
De inhoud van het werk, welks handeling voor een goed deel in onze tweede koopstad speelt, is de lezing overwaardig, en leert aanschouwelijk, dat wie zich op aardsche grootheid en eer, en menschelijke wijsheid verlaat, een paleis bouwt op het ijs. Men vindt hier sprekende getuigen en getuigenissen van het ijdele der wereldgezindheid, en van het blijvende der godsvrucht.
De karakters zijn natuurlijk. Geen overdrijving staat hier den zedelijken indruk in den weg. Het oude schrikbeeld van Hollandsche zielverkooperij heeft op den Duitscher zijne werking gedaan, en hem een avontuur doen invlechten, dat meer belangstelling wekt, dan waarschijnlijkheid heeft. Roerende en boeijende tafereelen weet de Schrijver uitmuntend te schilderen, en daarom spijt het ons, dat de plotselinge wederkomst van den ontvoerde zoo droog en koel wordt verhaald. De jonge man is met geweld over zee weggevoerd, wordt een jaar lang vermist, en ligt onder eene schrikbarende verdenking, maar keert onverwacht in den huiselijken kring terug, die hem lief had en betreurde. Zulk eene wederkomst vergt andere kleuren, dan de onverwachte te huiskomst van een uitstapje binnen 's lands. Doch al faalt de levendige voorstelling in dit ééne gedeelte, de conceptie van het geheel en de ontwikkeling der deelen verdienen hoogen lof, en het boek dus alle aanbeveling.