De niet vleijende toelichting.
In een voornaam gezelschap zeide iemand, die bij de aanwezige grooten zijn hof wilde maken, ‘dat de Vorsten ook in den hemel hunne eigene zetels hebben, op welke zij zitten naar hunnen rang.’ - ‘Is dat waarheid?’ - vroeg een hoog persoon aan iemand die niet gewoon was te vleijen. ‘Ja, genadige Heer!’ sprak deze, ‘ik heb óók gehoord, dat de stoelen er staan; maar ook, dat er een hand dik stof op ligt, omdat ze zoo zelden gebruikt worden.’