| |
Jaarboekjes voor 1850.
(Eerste Verslag.)
De steller dezes, voor de twaalfde maal zich nederzettende tot het geven van een kort overzigt der jaarboekjes, wenscht allen, die dit zullen zien of hooren, ruimen zegen en alles goeds in het aangevangen jaar, waarmede de eerste helft dezer eeuw zal eindigen! - Hij neemt de vrijheid, op hetgeen tot vermaak dient eerst te letten na dat hetwelk meer aan het nuttige is toegewijd, en bepaalt zich, gelijk vroeger, alleen tot die jaarboekjes, welke ter aankondiging zijn ingezonden.
| |
Nehalennia. Jaarboekje voor Zeeuwsche geschiedenis en letteren. Uitgegeven door H.M.C. van Oosterzee. IIde Deel. Te Middelburg, bij Gebr. Abrahams. f 1-60.
Het eerste deeltje van deze belangrijke onderneming schijnt bijval genoeg te hebben gevonden, om het tweede in het licht te geven, waarbij, even als in het vorige jaar, een naauwkeurige, vooral voor Zeeland ingerigte Kalender gratis gevoegd is. Dit deel, opgedragen aan den beroemden kenner van Zeeuwsche oudheden j. ab urecht dresselhuis, wordt geopend met eene uitvoerige ook voor de meer algemeene kennis der trapsgewijze vorming van Zeeland hoogst belangrijke verhandeling van wijlen Mr. verheije van citters, die het verlangen naar meer bijdragen uit de nalatenschap van dien ervaren geleerde opwekt. De provinciale Archivarius van
| |
| |
visvliet deelt een overzigt mede van het archief der voormalige stad Reimerswaal, waaruit men het belang leert zien van de bekendheid met papieren en perkamenten, vroeger te veel veronachtzaamd. De Eerw. kuyper doet der Zeeuwen tegenstand tegen het Munstersche vredestraktaat kennen en op de juiste waarde schatten. Mr. de wind geeft iets over het leven en de schriften van j. de kanter, philz., kort en misschien al te weinig uitgewerkt. Dresselhuis levert eene allerbelangrijkste bijdrage over een gansch onbekenden Middelburgschen abt en Ds. was een welbewerkt stukje over een plaatselijk gilde te St. Maartensdijk, waar vaderlandsche opgewektheid zich zou te leur gesteld vinden, indien zij besloot tot eene bedevaart naar het graf van frank van borselen. Korter, maar daarom niet minder belangrijk is eene mededeeling van Dr. jansen, waardoor de actiën van zeker, lang als onecht ter zijde geschoven beeldje rijzen. Ook het overige is zeer belangrijk; vooral wat de Redacteur mededeelt tot antwoord op gedane vragen. Wij wenschen dit solide oudheidkundige jaarboekje de opname toe, die het allezins verdient, en daarmede ook den uitgever schadeloosstelling voor de nette uitvoering.
| |
Almanak voor Landbouwers en Veehouders, bevattende vele nuttige zaken, om van den landbouw en de veeteelt de meeste voordeelen te trekken. IVde jaargang. Te Leeuwarden, bij W. Eekhoff. f :-30.
Een goedkoop boekje, dat iedere aanwijzing of opmerking slechts met een halven cent doet betalen. Het bereike zijnen kring en zij er nuttig. De landbouw is bij ons nog niet genoeg ontwikkeld. De toekomst van het vaderland hangt er van af. De overbevolking en het pauperisme kwellen en dreigen ons, vrij wat meer dan een paar ton meer of minder op de Staatsbegrooting; en liever dan een postje hier en een postje daar weggecijferd of beknibbeld te willen hebben, moest, naar ons gevoelen, ieder het oog slaan op de duizenden
| |
| |
bunders onbebouwden, maar bouwbaren grond, die duizenden menschen voeden en den lande schatten opbrengen kunnen. Wij bevelen het nuttige boekje met nadruk aan.
| |
Aurora; uitgegeven door Mr. J.I.D. Nepveu en S.J. van den Bergh. Te Haarlem, bij A.C. Kruseman. f 4-90.
De verandering van uitgever heeft aan dit prachtboekje geen nadeel gedaan. Het is even net van druk als zijn voorganger, en even sierlijk van band en van plaatwerk; welk laatste nu geheel inlandsch is, en waarin de twee koningszonen aan het hoofd staan, aan wier beminnenswaardige moeder het boekje ook weder is opgedragen. Heeft de eerstgenoemde redacteur ditmaal zijn pleegkind met geen' enkelen regel bedacht; zijn vlijtige medehelper heeft een uitvoerig vers gerigt aan de prinsen, vaderlandsch van toon en zonder vleijerij. Dat de jongste den naam van maurits draagt, geeft nadruk aan het gedicht; maar ook, dat de oudste eenmaal als koning den naam van willem IV zal dragen, eene fraaije wending. Bij nog een plaatje heeft van den bergh een lief gedichtje geschreven: de visscher van Zandvoort, waarvan dit Axiomatische volkomen waar is:
..... had ons Holland bij het goed
Waarom we 't dankbaar eere geven,
Voor varensgasten, die het leven
In d' oorlog wagen op den vloed,
In d' ouden dag een wijkplaats over,
Als ginds de Brit zijn zeelui biedt;
Ons mael was dan zoo vaek niet pover,
Ons bakjen vaek zoo ledig niet.
Een ander plaatje behoort bij een gedicht van schimmel: pieter dirkszoon hasselaar, een gedicht, waarin groote heerschappij doorstraalt over en ervarenheid in het werktuigelijke der kunst - verdiensten op welke wij hoogen prijs stellen; te meer wanneer zij, gelijk hier, een voertuig onderscheiden van echt poëti- | |
| |
sche gedachten en situatiën, die niet altijd in de hedendaagsche poëzij worden gevonden. Waar het eene met het andere als hand aan hand gaat, let men niet op vrijheden als:
Bij d' uitval en bij d' aanval de eerste
In 's vijands loopgraaf staâg de veerste.
of:
Waar hij behoedzaam om zich spiênd,
- - wacht hield bij zijn jongen vriend.
onmiddellijk daarop volgt een kabinetstukje van tollens: tevredenheid, zoo gemakkelijk rollende, dat men zou meenen ook zoo te kunnen dichten. Geest en luim komen ons te gemoet uit een stukje van van zeggelen en een van brester. Rond en ruw, in echten zeemanstoon, soms diep in 't gemoed grijpende, zijn de zeemansliedtjens (wij geven de eigene spelling) van van lennep. Hoog ernstig daartegen eens leeraars roeping door wijsman en de boetvaardige bij het kruis, door ten kate, waarbij een plaatje behoort, de Zaligmaker aan het kruis; een verheven onderwerp, en gegraveerd naar eene fraaije indrukmakende schilderij van kruseman, te 's Hage. Het gedicht bevat enkele uitdrukkingen, die Ref. niet zou kunnen onderschrijven; maar dat verandert, ook voor hem, niets aan de poëtische waarde van het stuk. Hofdijk levert twee legenden, minnelist en de moedervloek, en de bull, de legende van den Drachenfels. De laatstgenoemde voegt ook, bij een plaatje, waarop van kampen de teekening van zijn meesterstuk, het stadhuis van Amsterdam, laat zien, een gedicht, waarin met volle regt de reeds zoo dikwijls geuite klagt wordt herhaald over de veranderde bestemming van dat grootsch gesticht.
Van sooveel steens omhoogh op sooveel houts van onder,
Van sooveel kostelicks, soo konstelick verwrocht,
Van sooveel heerlickheits tot sooveel nuts gebrocht.
Van ten kate moeten wij nog noemen een zang des tijds, waarvan het hoofddenkbeeld is, dat de toepassing der werktuigkunde de oogmerken van God met de
| |
| |
menschheid bevordert, en de komst van het groote godsrijk bespoedigt, door de menschen, bij minder ligchaamsarbeid, meer tijd te geven tot denken. Het gedicht telt vele plaatsen en gezegden vol schoonheid en kracht. De zaak zelve is voor verschillende beschouwingen vatbaar. Van dorbeck lazen wij een stukje met veel genoegen, omdat wij het geheel vrij vonden van het zinledige, waarin deze dichter wel eens dreigde te vervallen. Het lieve gedichtje van de genestet maakte een aangenamer indruk op ons, dan het opschrift: aan een heereboer. De opwekking tot gerustheid in God, bij het woeden der cholera, van witruys, zal met genoegen en stichting gelezen worden, zoo dikwerf deze ziekte - God wende haar af! - in het vaderland woedt. Heije geeft zangen, vervaardigd voor eene onderwijzers-bijeenkomst; engelen eenige minnedichtjes; gewin eene kleinigheid, en winkler prins een gedicht aan den wind, waarvan de conceptie eenigzins prozaisch voorkomt: de verschillende uitwerkselen van den wind op de zee, in de zandwoestijnen; op de Alpen, enz.; doch de behandeling is gespierd en hier en daar uitmuntend. Wij zouden van van zeggelen of brester wel eens een luimig vers aan den wind willen lezen, in de manier van hoffhann, waarin ook de overdragtelijke beteekenis effect kon doen. Eenigzins in dezelfden gespierden trant, maar minder uitgewerkt, is aan de zee door van der star-Eindelijk gaf da costa eene Portugeesche legende, die de laatste plaats bekleedt; zeker om het oude: ‘einde goed, alles goed;’ hetgeen hier echter ook buitendien wáár zou zijn.
Van het proza opent de Schrijfster van ‘te laat’ de verzameling met eene ‘historische schets,’ getiteld: luchtspiegelingen, over welk natuurverschijnsel de vrij lange inleiding loopt tot een stuk, dat wij niet beter weten te noemen dan: eene psychologische levensgeschiedenis van den Zweedschen scheikundige scheele, uit het oogpunt zijner teleurstellingen. Er is veel schoons en waars in, doch het geheel kwam ons te vol voor, alsof de Schrijfster ál hare denkbeelden op eens had
| |
| |
willen geven, uit vrees van ‘te laat’ te komen. Het slot is voortreffelijk. Eene plaat, doch als zoodanig van weinig uitdrukking, behoort bij eene novelle van van koetsveld, die zijne meesterlijke schilderkunst van tooneelen bij den minderen stand niet verloochent, en diepe blikken werpt in levensvragen van onzen tijd. Kneppelhout, klikt regt luimig van de plagerijen van studenten op een reisje in Zwitserland, waardoor ‘de Baron von hagen van tolhoeve geen pliezier heeft;’ er is eene groote losheid van dialogiseren in. Ernstiger en deftiger toon slaat onze begaafde toussaint aan, waar zij anna maria schuurman laat optreden en haar een gesprek in den mond legt ter ontwikkeling en verdediging van hare godsdienstige gevoelens; zoo als onze beroemde romancière haar beeld uit hare schriften heeft opgenomen. De behandeling is, ofschoon ons oordeel over de vermaarde volgelinge van delabadie als zoodanig minder gunstig zij, voortreffelijk, en het geeft ons een aangenaam gevoel, dat het Nederland van de negentiende eeuw geenen minder roemrijken vrouwennaam aan de nakomelingschap zal hebben over te brengen, dan dat der zeventiende.
De naam van toussaint brengt ons op den
| |
Almanak voor het Schoone en Goede. Te Amsterdam, bij G.J.A. Beijerinck. f 1-80.
dien zij, de Redactrice, zelve met een uitmuntend verhaal heeft verrijkt, waarin de meest valsche positie, die voor eene vrouw mogelijk is, door het fijn gevoel eener vrouw in een treffend licht geplaatst wordt. Konden wij van dit lieve boekje, het dertigste van zijne soort, ook zeggen; wat van de Aurora gold, ‘einde goed, al goed!’ Maar de dichter beeloo door het inzenden van een stukje (in proza), voor het laatste plaatje bestemd, doch dat geheel het voorkomen heeft van opzettelijke vleijerij, en de Redactrice door het plaatsen van dat stukje, 't welk het jaarboekje besluit, hebben, naar ons gevoelen, den indruk van het geheel voor vele lezers benadeeld. Ove- | |
| |
rigens is het meeste van hetgeen wij in dit lieve boekje vinden inderdaad schoon en goed. Een juweel van het eerste water en den heerlijksten gloed is het door naïveteit, keurigheid van schildering en diep gevoel uitmuntende stukje van tollens, ‘de vogelen.’ - Withuys toont ook de romantische proza-pen te kunnen voeren, in de onderhoudende novelle: de groet uit Duitschland, die inderdaad (de Schrijver verzekert, dat dit geval gebeurd is) een treffend bewijs geeft van hooger invloed op 's menschen lotgevallen, en van het loon dat goede daden somwijlen reeds op de aarde verwerven. Bij het poëtische, lieve schilderijtje (hier en daar wel wat gemaniëreerd) van van den bergh, zal menig lezer misschien een vroegeren jaargang naslaan, waar een lief plaatje en een welgeschreven stukje over margreta van kalslagen is te vinden. Regt stil en fijn gegraveerd is 't plaatje, waarbij 't b een paar geestige regels: het schaatsenrijden heeft geschreven, De bedevaart van dorbeck is eenigzins onbepaald van gedachte, maar fraai van bewoording en vloeijend
geversificeerd. De Schrijfster van ‘te laat’ neme het niet kwalijk, dat wij, hulde doende aan hare uitstekende talenten en fijne opvatting van den bijbel, zoo als ook strijd en vrede die hier toonen, de liefhebberij om het proza noodeloos met dichtregelen te doorvlechten, verouderd en smakeloos vinden. Wanneer zal het toch (zie bladz. 69) aan de belletrie eens behagen, de aardigheid te laten varen van den Orion te vertoonen in een zomeravond!? wat het zeggen wil ‘dat de Heer de strengen wil ontbindt’ van dat starrenbeeld, verklaren wij niet te verstaan. Doch der vrouwe zij een astronomisch bokje edelmoedig vergeven. Van der pot heeft op de gouden bruiloft van ouders een hartelijk gedicht begonnen met toespeling op het goudzoeken in Californië. Een klein stukje van hecker boeit ons door de sierlijkheid van taal, schoon de stof is afgesleten. Het sterfbed van karel wordt ons vertoond door a. pierson: een kalm tafereel van een ontzettenden toestand, boven 's dichters kracht. ‘wen westerzonnen’ is eene leelijke alliteratie. Alberdink thijm levert in ‘de poëzij en 't
| |
| |
lammetje,’ proeve van een verjaarvers aan jongste zusters, dat zoo curieus is als nieuw; maar zeker door niemand zal worden nagevolgd. Het bedroeft ons zoo iets gedrukt te zien van een verdienstelijken man, die zichzooveel moeite geeft om de kunst op te bouwen. Er is geen ander bewijs noodig, dat hij of in de poëzij op een verkeerden weg is, of dat zijne théoriën schipbreuk bij hem-zelven lijden op de practijk. De zetel der poëzij is in 't hart en niet in 't hoofd. Moge 't lot van die ‘poëzij en 't lammetje’ hem bewegen, om den te lang overdolven poëtischen aanleg, dien hij draagt in zijn hart, dáár te ontwikkelen, dan zouden wij, die hem en zijn poëtischen aanleg hoogachten, maar ‘de poëzij en 't lammetje’ niet verstaan, zelfs niet lezen kunnen, den druk dier misgeboorte een geluk achten! - Na dit stukje komen we aan de reeds genoemde fraaije novelle van de Redactrice, die door de bekende anecdote van den weifelende ezel, hier door Mr. j. van lennep bewerkt, wordt opgevolgd. Withuys leverde een tekst bij een plaatje, waarop napoleon wordt afgebeeld, eenen boer naar den weg vragende, welke niet gemakkelijke taak hij in blijspeltoon zoo goed mogelijk heeft volbragt, door 't mededeelen of verzinnen van eene anecdote, die niet onaardig is.
| |
Holland. Almanak voor 1850. Uitgegeven door Mr. J. van Lennep. Te Amsterdam, bij P. Kraay, Jr. f 3-50.
Uitvoerig en hoogst naauwkeurig als ten vorigen jare, is de Kalender van dit jaarboekje, dat Mr. van lennep niet alleen verzameld, maar ook verrijkt heeft met bijdragen. Vooreerst een prozastuk over zijne reize naar een oudheidkundig Congres in Engeland, of liever over den last dien hij had van het tijdelijk verliezen van zijn koffer; een weinig beduidend maar onderhoudend vlugschrift, dat de flaauwe en slecht gedrukte houtgravuren niet noodig had, die er in zijn geplaatst. Ten tweeden: een paar stukjes in poëzij, waarvan het eene: ‘Een brief,’ dien men lezen moet, vol geest en naïveteit en zijns geheel waardig is. Ten derden: eene korte ironieke kronijk, waarin veel, doch niet alles geest is. Van de
| |
| |
schrijvers en dichters bij andere jaarboekjes genoemd, vinden wij hier, gelijk 't niet wel anders kan wezen, de meesten terug: tollens met eenen hartigen feestdronk: het vaderland; van den bergh en hofdijk, met historische romancen; wijsman, met een vers op 's konings intogt, waartoe wij met eenige bevreemding elders geene tegenhangers vinden, evenmin als op het overlijden van willem II. De bull en van zeggelen schreven geestige teksten bij een paar van de keurige plaatjes; een tot hetzelfde doel vervaardigd ijsstukje van brester is langer, maar - juist daardoor misschien - minder puntig en naïf, dan men anders van hem gewoon is. Withuys levert eene in den vorm zangerig geversificeerde, in den geest zeer naïve landelijke romance: Bart en Elsje; schimmel een schilderachtig fragment: Beatrix; ten kate een zoo genaamd liedeken in zijn bekenden trant en de genestet een paar luimige bijdragen, van welke de eene kennelijk ten gevalle van het plaatje is gemaakt. - Dit poëtische gedeelte wordt voorafgegaan en afgewisseld door nog andere prozastukken, onder welke eene uitvoerige, ingekleede beschrijving van den Helder voor 35 jaren, voor 15 jaren en nu, door den Eerw. sonstral, de eerste plaats inneemt. Het is in het jaarboekje Holland de regte plaats, om vaderlandsche personen, gebeurtenissen, plaatsen en zeden, te doen kennen of te herinneren. Daarom vonden wij hier met genoegen vijf brieven van jan de witt, medegedeeld door den heer lotsy; de beschrijving van het uitreiken eener vlag bij het uitzeilen der haringbuizen van Enkhuizen door
zenobie van lennep; eene bijdrage over de oude groote vischmarkt te Amsterdam, een weinig droog, door p. scheltema en eene korte herinnering aan brecht proosten, de Haarlemsche Arria, door Mej. toussaint; zoodat, behalve de verloren koffer van den Redacteur, slechts ééne schets, van de bull, tot het gebied van de proza-bellettrie behoort. Wij ontveinzen den aangenamen indruk niet, dien dit op ons maakte. Die onophoudelijke novellen, waarin alles doorgaans met een huwelijk eindigt, moeten ook bij de beste inkleeding toch eindelijk vervelend worden, en daar zijn ook andere plaatsen voor geschikt. Regt
| |
| |
goed is het, dat Holland zich onderscheide door het vaderlandsche: de geschiedenis, de plaatsbeschrijving. Hoe vele gebouwen, halfvergeten feiten, en wat niet al! leveren rijkdom van stof, die, met smaak bewerkt en met smaak aangeboden, het nuttige voegen bij het aangename. En de wereld, waarin de pracht-almanakken zich bewegen, om spoedig weder plaats te maken voor Fransche en andere romans, die wereld vergeve het ons, als wij twijfelen, of de kennis van het vaderlandsche wel zoo algemeen zij, dat men zulke herinneringen, als wij bedoelen en hier aantreffen, overtollig moet achten. Daarom wenschen wij dat Holland zich meer en meer een bepaald doel - ook in de poëzij - voorstelle en het algemeene liever aan anderen overlate. Wij gelooven niet, dat het aangeduide minder bijval zou vinden dan ‘zoetelijke onbeduidendheden,’ om met toussaint te spreken; - daartoe hebben wij te goede gedachten van den vaderlandschen zin bij onzen beschaafden stand, en van zijne ontvangbaarheid voor indrukken, die dezen zin opwekken en verlevendigen.
| |
Amanak voor Hollandsche Blijgeestigen. Te Schoonhoven bij S.E. van Nooten. f :-60.
Vonden wij tot ons leedwezen in de drie aangekondigden ising niet, wiens op het ijs ons nog niet ontdacht is, hier geeft hij een verhaal, dat wij, ofschoon het los en levendig geschreven zij, met dat vroegere niet op éénen dag noemen kunnen. Ook dat van krabbendam beduidt weinig, maar is voor dit jaarboekje, door zijne levendige inkleeding, zeer geschikt. Aan het fragment van een catalogus is weinig geestigs; men zegt er ons een vervolg van toe, en wij hopen, dat er deze aanmerking dan niet van moge gelden. Slechts een paar versjes zijn minder ‘blijgeestig;’ geen enkel overschrijdt, of komt ook maar nabij de grenzen van onwelvoegelijke of laffe boert. In dit opzigt is het merkwaardig, zulk een Almanak voor blijgeestigen te leggen naast een Oud-Hollandsch Blij- of Kluchtspel, zelfs van onze eerste vernuften en aanzienlijke mannen, b.v. eenen huygens, die ten hove verkeerde. Men zegt, dat onze voorouders
| |
| |
zedelijker dan wij waren; wij willen 't niet tegenspreken; maar het is toch moeijelijk te gelooven, dat hunne grappen, waar zoo veel van St. Anna onderliep, het eene oor in en het andere weder uitgingen. Zouden de eer onzer brave voorouders in het geringste zelfs te willen verkorter, mogen we doen opmerken, dat de beschaving ons bevrijd heeft van veel aanstootelijks in de taal van scherts en luim.
| |
Gelderschen Volks-Almanak. Te Arnhem, bij Is. An. Nijhoff. f :-75.
Was dit boekje in de laatste jaren minder dan vroeger een uitstekend volksboekje, door hetwelk de gewestelijke geschiedenis en oudheidskennis bevorderd, nuttige inrigtingen aangemoedigd, volkszeden bekend, volksvooroordeelen bestreden, en tevens onderhoudende lectuur gegeven werden; - de nieuwe Redacteur, die zijne roeping zoo wèl toont te begrijpen, nam eerst kort geleden de leiding er van op zich, en het zou onbillijk zijn, daar hij reeds aanvankelijk niet ongelukkig geslaagd is, hem een votum van vertrouwen te weigeren. Het jaarboekje is overigens te gevestigd, om nog aanprijzing noodig te hebben.
De jeugd ontving ook nu weder den
| |
Almanak voor de jeugd; door C. van Schaick. Te Amsterdam, bij G.J.A. Beijerinck. f 1-40.
in koker en carton en met gekleurde plaatjes; zonder dat f: -90. De naam van den Redacteur is aanbeveling genoeg.
| |
Almanak in miniatuur voor kinderen; uitgegeven door F. van Spall en P.J.V. Dusseau. Te Schoonhoven, bij S.E. van Nooten. f :-40.
Het is voldoende te zeggen, dat dit jaarboekje weder verschenen is en noch in gepastheid van inhoud noch in netheid van plaatwerk bij zijne voorgangers achterstaat.
h.m.
|
|