Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1847

Eene stem uit Noord-Amerika.

(Vrij vertaald uit eene Courant van Baltimore, 27 Julij 1846.)

‘Bemin en eer, o mensch, de Vrede!’

Dus luidt het Goddelijk bevel,

Die stem der Godsdienst en der Rede,

't Volk, dat haar huldigt, gaat het wél

Maar vreemde woorden zijn gesproken;

De stem van hartstogt werd gehoord,

De liefdewet van God verbroken:

‘De Vreê verovren,’ is het woord.

't Ging uit van twistgezinde rangen,

Die stokers van den oorlogsbrand;

De magtspreuk, gretig opgevangen,

Weérklonk door ons gezegend land.

De reine Vredevlag moest wijken

Voor die van wrevlen Oorlogsgloed;

De zefir blies bij 't nederstrijken,

En toonde ons haar, bevlekt met bloed!

O ijdle waan, die 't Volk betoovert!

Bragt de eerste slag^(*) ons ook gewin,

Een Vrede met het zwaard veroverd

Vernedert haar tot een slavin.

IJ.

(*) In den krijg tegen Mexico.