De gelukkige vergissing.
Een Wurtembergsch blad, de Ulmer Schnellpost, verhaalde, in het begin van October des vorigen jaars, de volgende aneedote: ‘Onze geliefde Koning, van Interlachen teruggekeerd, kwam, op de reis van Friedrichshafen naar Ulm, door een dorp, waar hem de schoolmeester en deszelfs landelijke discipelen met een door hemzelven opgesteld en in muzijk gezet lied begroetten. Het lied beviel den Koning, en hij vroeg den schoolmeester om den tekst er van; waarop de daardoor niet weinig gestreelde opsteller, in de overmaat zijner vreugde er niet op lettende, of hij den Koning ook wel inderdaad de bewoordingen van het lied overhandigde, een papier uit zijnen rokzak trok en het den Vorst overgaf. De Koning stak het bij zich en vervolgde zijne reis. De schoolmeester van zijnen kant keerde verrukt naar huis, en verhaalde zijne vrouw, welke eere hem te beurt gevallen was. Ondertusschen, bij het wegbergen van den zondagsrok, steekt de vrouw toevallig de hand in den zak, vindt een papier, dat zij er uithaalt, en, o schrik! het is de tekst, dien de man zich zoo verheugde den Koning overhandigd te hebben: in plaats van het lied had de Koning - eene onbetaalde f 42 groote kleêrmakersrekening! De schoolmeesterswoning, die nog een oogenblik te voren van gejuich weêrgalmde, was thans een tooneel van angst en wanhoop. Die nootlottige snijdersrekening! Als nu de Koning dit ontdekt! - Deze toestand duurde ettelijke dagen, tot dat de oppergezaghebber van het dorp eene assignatie op de bijzondere chatouille des Konings ontving, om daarmede de kleêrmakersrekening van den schoolmeester te betalen. De Koning, te Stutgard aangekomen, had het lied, dat hem zoo wèl bevallen was, nog eens willen lezen, en, in plaats daarvan, de snijdersrekening gevonden. Nu weêrgalmde het