Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1845
(1845)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 168]
| |
weerde hij in een gezelschap, dat er geene met het verstand bestaanbare reden voor een tweegevecht kon zijn. ‘Dat vind ik waarlijk fraai!’ riep een Officier; ‘en wat zoudt gij dan wel doen, Mijnheer, wanneer iemand u in uw aangezigt zeide, dat gij gelogen hadt?’ - ‘Wat ik doen zou? Ik zou hem verzoeken, het mij te bewijzen. Bewijs, Mijnheer, bewijs! zou ik zeggen. Nu, van twee dingen een, of hij bewees het, of hij bewees het niet. Bewees hij het niet, dan was hij de logenaar, en daarin lag dan mijne voldoening. Bewees hij het daarentegen, wel dan moest ik mij immers, als logenaar, de beleediging getroosten.’ |
|