De Eed, of misdaad en wroeging. Een oorspronkelijke Roman; door J. de Vries. Te Amsterdam, bij J.M.E. Meijer. 1844. In gr. 8vo. 264 bl. f 2-60.
Een der tallooze romans, die eigenlijk zeer weinig om het lijf hebben, en op welke de verzekering van den Schrijver, dat er niets in gevonden wordt, dat tegen de goede zeden strijdt, eigenlijk slechts eene zeer schrale aanbeveling is, of beter nog een bewijs, dat er anders niets van te zeggen valt, gelijk er ook standen in de maatschappij zijn, bij welke de verzekering, omtrent iemand gegeven, dat hij ‘een braaf man’ is, op de keper beschouwd, het bewijs inhoudt, dat er anders niets bijzonders van hem gezegd kan worden.