Belette meineed.
Een in de te Genève uitkomende dagbladen verhaald voorval doet aan eene hoogere tusschenkomst denken, om eenen meineed te verhinderen. Voor de regtbank van koophandel weigerde iemand, de som van 40 florijnen te betalen, welke een ander, als schuldeischer, van hem vorderde. Bewijzen ontbraken. De schuldenaar bood aan, den eed van zuivering te zweren. Het zij de voorzitter weinig vertrouwen in 's mans opregtheid stelde, of wel dat hij er iets tegen had, voor zoo gering eene som eenen eed te laten afleggen, kortom hij oordeelde gepast, alvorens hij zulks toeliet, het geweten van den gedaagde gaande te maken, en hem tot betaling van het geëischte geld te bewegen. Alles echter was vergeefs: de schuldenaar bleef bij zijne weigering, en bood op nieuw aan, den eed te zweren; maar, vóór hij nog, overeenkomstig het aldaar gevolgde gebruik, de hand op den Bijbel leggen kon, trof hem eene beroerte en hij bleef plotseling dood.