Het regt.
Een burger vervoegde zich tot een' vermaarden Advocaat, met verzoek, zich met zijne regtszaak wel te willen belasten, hem dezelve tevens ontvouwende. ‘Uwe zaak is uitmuntend,’ sprak deze, ‘en het spijt mij, dat ge zoo laat komt; ik heb mij heden morgen verbonden voor uwe partij te pleiten.’ - ‘Maar, indien mijne zaak goed is, kan de zijne dit toch wel niet zijn.’ - ‘Dat zullen wij voor de regtbank zien,’ hernam de Advocaat droogjes.