Voorganger en opvolger.
De jonge, onkundige, maar laatdunkende Ontvanger te W. werd van daar, waar hij in geenen deele bemind was, naar elders verplaatst, en zeî tot eenen inwoner van het stadje, hetwelk hij verliet: ‘Nu hebt gijlieden wat gij wenscht; maar ik wed gij zult weldra zeggen, er is niets beters in de plaats gekomen.’ - ‘Of dit bij ons het geval zal zijn, moet de tijd leeren,’ hernam de ander; ‘maar dat de inwoners der plaats, waar gij komt, het zeggen zullen, wed ik op mijne beurt.’