Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1838
(1838)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 547]
| |
Bij het overlijden van mijn jongste kind.Ga naar voetnoot(*)'k Ween, droeve moeder! 'k ween met u;
Gij mist uw' zuigeling.
Verslagen is ons ouderhart,
Dat aan het kindje hing.
Toen ons dit wicht geboren werd,
Hoe dankten wij den Heer!
Zijn liefde schonk 't op onze beê;
Zijn wijsheid nam het weêr.
O God! schoon 'k in uw' wil berust,
De smart doorboort mijn ziel;
'k Pleng tranen op het dierbaar pand,
Dat ons zoo vroeg ontviel.
Hoe lag ik bij zijn wieg geknield,
En smeekte tot uw' troon!
Hoe riep ik uwe ontserming in,
Ter redding van mijn' zoon!
Nooit heb ik vuriger gesmeekt,
En Gij hebt niet gehoord....
Maar o! vergeef, vergeef die taal!
De smarte bragt ze voort.
Nog staar ik op het stoflijk deel,
Dat korts de ziel omsloot;
'k Ween, droeve moeder! 'k ween met u:
Ons dierbaar kindje is dood!
Hoe werd dit bloempje vroeg geplukt
En als in 't stof vertreên!
Waarom toch moest die teedre spruit
Zoo vroeg ten grafkuil heen?...
Maar neen, 't is 't zielloos lijfje alleen,
Dat thans de groeve beidt;
Het zieltje ging den hemel in,
Door Jezus ons bereid.
Mijn God, hoe ik ook weenen moet,
Toch klimme voor uw' troon
Mijn dank, omdat ons kindje leeft
Bij Jezus, uwen Zoon!
| |
[pagina 548]
| |
O dierbaar Evangeliewoord,
Dat zulk een' troost ons biedt!
Ik mag gelooven, dat ons kind
Reeds Englenvreugd geniet.
Ik stervling, hij geen stervling meer;
Ik zondig, hij nog rein;
Ik zinlijk, hij, van 't stof ontdaan,
Mag vroeg bij Jezus zijn.
Ja, Jezus voedt den lievling op....
O, welk een zaligheid!
Ons kind werd door een' Englenstoet
Gods woning ingeleid!
Daar mag 't welligt op starren treên...
Wat denkbeeld!... ik bezwijk!
O onuitspreeklijk heerlijk lot!
Wat is ons kindje rijk!
Nu voel ik, ja! waarom het stierf:
Het leeft bij d' Englendrom;
En, Vader! wat ik wenschen mag,
Ik wensch het niet weêrom.
Ik wensch het niet weêrom op aard';
Maar, schenk Gij 't ons eens weêr,
Wanneer ook ons deze aarde ontzinkt,
Bij Jezus, onzen Heer!
Dan brengt de jongste morgenstond
Ons geen verschrikking aan;
Dan vloeit weêr uit ons ouderoog
Een dankbre vreugdetraan.
Dan drukken wij het weêr aan 't hart
In 't zalig hemelhof,
En zingen 't driemaal heilig lied,
En staamlen 's Hoogsten lof!
jb. van duyn,
Landman.
Naaldwijk,
30 Januarij 1838.
|
|