maar goed was. En dat zou wel schikken met wat minder overdrevenheid en veel minder dweeperij. Al perst de bijkans bovenaardsche godsvrucht van een twaalfjarig meisje ons een hoofdschudden der halve ongeloovigheid, en hare godgeleerde kennis ons een' glimlach der afkeuring af, toch prezen wij het werkje aan, indien er niet zoo veel in voorkwame van dien stempel als het volgende:
‘Mijn lieve zalige vader - zegt het meisje - heeft mij, toen ik nog een klein kind was, gezegd [hetgeen wij aan onze kleine kinderen niet zeggen], dat de kerk van christus op deze wereld in Gods woord bij eenen lusthof vergeleken wordt, waarin allerlei bloemen en planten groeijen; ja hij zelf heeft mij die woorden geleerd en ik heb ze niet vergeten, ik ken ze nog van buiten.
Laat mij die dan eens hooren, lief kind,’ sprak ik vriendelijk. Zij voldeed aan mijne uitnoodiging en zeide, met eene zachte stem: ‘Mijne zuster, o bruid! gij zijt een besloten hof,’ enz. Zij zegt Hoogl. IV:12-16 woordelijk op.
‘Zeer schoon,’ zeide ik met een geroerd hart, ‘en regt goed hebt gij het onthouden: “maar kunt gij mij ook zeggen, wie hier als deze woorden sprekende wordt voorgesteld?”
“De Heiland, lieve vader! en hij zegt dit tegen zijne kerk op aarde.”
“Dan meent gij, dat de lusthof de kerk en dat de planten, waarvan gesproken wordt, de leden zijner kerk voorstellen?”
“Ja,” zeide zij spraakzaam,’ enz.
Wij schrijven niet meer af, in het vertrouwen, dat onze lezers wel genoeg zullen hebben, om te weten, of zij hunnen kinderen dit werkje al dan niet zullen koopen. Rec. houdt zijn exemplaar voor zich, tot dat zijne kinderen oud genoeg zijn zullen, om te beproeven, het goede te behouden, en iets te hebben aan de hier ook al te pas gebragte kerkelijke geschillen tusschen Roomschen en Protestanten. De vertaling is goed; maar men schrijft in onze taal niet, zoo als in het Hoogduitsch, Genf, maar Geneve, en betere kinderboekjes, blijkens de volgende:
Het Verjaargeschenk, een onderhoudend Leesboekje tot nut der Jeugd, door j.h. du sart. Te Amsterdam, bij Schalekamp en van de Grampel. 1836. In kl. 8vo. 84 Bl. f :-80. |