gevoegde Tafereelen door Abm. des Amorie van der Hoeven. 1ste Aflevering. f 1-60.
Allen te Amsterdam, bij G.J.A. Beijerinck.
De prachtwerken, welke wij hier aankondigen, behooren slechts voor een gedeelte aan ons Vaderland. Nederlandsch vernuft, Nederlandsche kunst en arbeid hebben aan het voornaamste, aan de prenten zelve, geen deel; het zijn voortbrengselen der teekenpen, graveernaald en drukpers van vreemdelingen; zelfs de Nederlandsche titels zijn, zoo wij wèl zien, buitenslands gegraveerd. Wat ons hier aangeboden wordt, bestaat in afdrukken van zeer fraaije, door Engelsche kunstenaars vervaardigde, staalplaten, die reeds aan Engeland en het geheele Vasteland duizende exemplaren hebben geleverd. Al bragt nu het doel van ons Tijdschrift ook mede, om de kunstwaarde van zulke prentwerken te beoordeelen, waartoe wij anders wel lust zouden gevoelen, zoo zouden wij toch aarzelen, in dit onderzoek te treden, omdat het hier alleen de verdienste van vreemden geldt. Intusschen kunnen wij niet nalaten ons leedwezen te betuigen, dat, vooral bij den zeer verachterden, doch thans weder eenigzins vooruitgaanden staat der vaderlandsche graveerkunst, die nog gedurig zoo zeer aanmoediging behoeft, voortbrengselen der graveerstift van buitenlanders langs allerlei wegen, door de bekende Magazijnen, en ook door de bovenstaande werken, onder ons worden ingevoerd en verspreid, waaraan geen vaderlandsche kunstenaar of werkman deel heeft, en waarvan niemand in ons land eenig voordeel trekt, dan de, enkel hun gewin beoogende, uitgevers alleen. Ook deze ondernemingen schijnen ons tot die veelvuldige speculatiën van onze dagen te behooren, waarbij men met niets anders te rade gaat, dan met eigen voordeel. De redenen althans, waarmede dezelve in de prospectussen omkleed zijn, hebben ons ten eenemale onbevredigd gelaten.
De uitgever heeft, ter bevordering van den goeden uitslag zijner ondernemingen, de hulp ingeroepen van twee vaderlandsche Geleerden van naam, van de Hoogleeraren van kampen en van der hoeven, alsmede van een' derden ongenoemden, naar het gerucht wil, niet onbekenden vaderlandschen Schrijver; en hij is zoo gelukkig geweest, dezelve te verkrijgen. Deze drie Schrijvers hebben de hun opgedra-