Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1834(1834)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 146] [p. 146] Afscheidgroet aan de afgevaardigden der afdeelingen van het Nederlandsch Genootschap: tot zedelijke verbetering der gevangenen, ter algemeene vergadering, den 9 mei, 1833. Door W.H. Warnsinck, Bz. Hoe hartlijk klonk u 't welkom tegen! Hoe vrolijk werd deez' dag begroet! Wij juichen, Broeders! in dien zegen, En staamlen dankbaar: ‘God is goed!’ De druk des tijds hield ons gescheiden; 't Genot verdween van 't blij weleer; Maar 't uur, dat wij verlangend beidden, Schonk, Broeders! ons elkander weêr. Gij kent het doel, waarop wij staren; Gij weet den weg, die derwaarts leidt; Gij volgt dien, schoon de nacht der jaren Ook op dat spoor zijn duister spreidt. Geprangd door 't drukkend wigt der tijden, Waarin zoo schaars een lichtstraal blonk, Blijft elk van ons de leer belijden, Die Christus eens der wereld schonk. Of is, welligt, ons zorglijk waken Een droombeeld der menschlievendheid? En moet de wijsgeer 't pogen wraken, Dat licht in duistre kerkers spreidt? Is 't nietig, proef bij proef te wagen, Een ziel te redden van den dood, Waarvoor de Heer, wiens naam wij dragen, Uit liefde, eenmaal zijn bloed vergoot? Is 't klein, in kerkers af te dalen? Heet dán de mensch eerst waarlijk groot, Wanneer hij, die uit zwakheid dwalen, Als onverlaten van zich stoot? [pagina 147] [p. 147] Neen! glansrijk blinkt Gods liefde ons tegen, Zoo mild in weldoen, keer op keer; Door haar daalt zonneschijn en regen Op de akkers van den zondaar neêr. Wanneer wij 't regte pad hier missen; Als voor ons oog geen lichtstraal glom, Dan wandlen wij in duisternissen, En dwaasheid wordt ons Christendom. Maar neen! den blik omhoog geslagen, Van waar ons de Almagt sterkte geeft! Mijn Broeders! 't is Gods welbehagen, Dat niet de zondaar sterft, maar leeft. Elk onzer kan den lastbrief toonen, Dien ons de Hoogste Liefde gaf; En biedt ons de aard' geen lauwerkroonen, Wij staan haar 't welkend eerloof af. Het schragen van gevallen broeders Blijft onze wet en liefdeleer; Den wil te doen des Albehoeders, Zij aller roeping, aller eer! - Haast, Broeders! slaat het uur van scheiden, Maar wekt geen smart bij u of mij: De Hemel zal ons schragen, leiden; Gods liefde blijft ons immer bij. En, Broeders! schoon we elkaar begeven, Ons doel en aller wensch blijft één; En strekt, naar d' oogst in hooger leven, Zich aller hopend uitzigt heen. Vorige Volgende