Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1833(1833)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij Vorige Volgende De verongelijkte kapitein. Een oude en brave Kapitein, Met eer en wonden overlaân, Die lang Majoor had moeten zijn, Ware aan verdiensten regt gedaan, Verbeidde in hoop en in gekwel, Jaar in jaar uit, de blijde maar, 't Gewenscht Majoors-brevet; - ja wel! Geen sterv'ling roerde nog die snaar. Dies ergert zich de goede man, Schoon zeker, dat hem noch verdriet, Gemor noch zuchten helpen kan; - Zijn hair valt uit - hij acht het niet. Eens treft hij, bij geval, op straat, Een Chef van 't Ministerie aan, Wiens aandacht valt op 's mans gelaat, En die een' oogwenk hem doet staan: ‘Zijt gij het, dien ik zie, Kap'tein? Wel man, wat valt gij af! - bijloo! Gij zoudt mij haast ontschoten zijn; En 't hoofd reeds kaal! - hoe komt dat zoo?’ - ‘Dat komt, Mijnheer, zoo velen gaan, Sinds jaren reeds, mij over 't hoofd: Waartoe dan nog verbaasd te staan, Ziet gij mijn kruin van hair beroofd?’ g.h. nagel. Vorige Volgende