die zulk een naam verdiend! hoe verre zal zig de roem en magt van dat volk niet uitbreiden zoo zijne Zoonen de voetstappen van hunne Vader volgen.
Maar zij treden reeds op zijn voetspoor: Ziet Maurits in 't vuur van de jeugd stoutmoediglijk het momaangezigt van de Spaansche Magt afrukken; in zijn eerste veldtocht Gelderland en Overijssel verlossen, en Rhijn en IJssel onder onze Wetten doen vloeijen: Ziet hem, door 't nemen van Geertrudenberg den Hollandschen tuin omcingelen; door het bemagtigen van Groningen de zeven pijlen vereenigen, en de Unie van Utrecht niet meer een ijdele naam doen zijn,’ enz.
Voorzigtig wordt de vermelding der partijschappen, in de tijden van oldenbarneveld en der de witten, vermeden, en ook zelfs van de tegenstanders van willem IV zoo gematigd gesproken, als men van een' hartelijk toegenegen' vriend en aanhanger van den Prins naauwelijks verwachten zou. Doch waarom niet? Die gematigdheid viel geheel in den geest van willem IV, blijkens bl. 47: ‘De grootmoedigste goedertierentheit was zodanig in zijn ziele geprent, dat hij (te gelijk met de tijding van zijne aanstelling tot Stadhouder van Holland) een brief ontvangende van een Regent, die met deeze woorden eindigde, nu zal Uwe Hoogheid zig volkomen kunnen wreeken over alle zijne vijanden, dien brief met ongeduld geleezen hebbende met veragting van zig wierp, zeggende, die schelm meend dat ik denk gelijk hij.’
Gelijk wij hierboven ons gunstig oordeel vooral grondden op de verdiensten dezer Lijkrede, vergeleken met vele andere van vroegeren tijd, zoo moeten wij thans nog aanmerken, dat zij tegenwoordig, over het geheel genomen, niet meer als model kan dienen; derhalve, dat zij met oordeel des onderscheids behoort gelezen te worden, en het goede er in alleenlijk navolging verdient. Wij schatten haar vooral hoog, als bijdrage tot de geschiedenis der welsprekendheid in de Nederlanden. -De Uitgever, de Heer h.j. koenen, belooft ons, zoo het thans geleverde bijval vindt, ook de overige prozawerken van o.z. van haren op dezelfde wijze uit te geven. Van onze zijde durven wij hem hiertoe wel aanmoedigen, daar ook de andere prozawerken van dien Schrijver altijd, uit het eene of andere gezigtpunt, belangrijk genoeg zijn, om, bij de daarvan thans bestaande schaarschheid, eene nieuwe uitgaaf niet overtollig te maken.