bewijst dus aan zijn vaderland een' belangrijken dienst, door de openbaarmaking van het verhaal zijner togten. Het is ons niet onbekend, dat er lieden zijn, die zich, zelfs openlijk, over den Schrijver beklaagd hebben. Gedeeltelijk schijnt deze ontevredenheid voort te komen uit een zekere vijandige esprit de corps, die er bestaat tusschen de Nederlandsche en Koloniale Marine. Wij zijn te ver van het worstelperk verwijderd, om te kunnen beoordeelen, of de Heer kolff onaangename waarheden gezegd, dan of hij zich door partijdigheid tegen de Nederlandsche Marine zonder reden heeft laten vervoeren tot de beschuldiging, welke wij vinden in de noot, bladz. 295. Trouwens dit is dan, voor zoo veel wij ons herinneren kunnen, ook de eenige plaats in het werk, waar een gezegde van dien aard voorkomt; en de ingelaschte kopijen van officiéle stukken leveren zulke ontwijfelbare bewijzen op, dat de Schrijver bij het Nederlandsch Indisch Gouvernement bekend is, als een man, die deszelfs vertrouwen verdient, en aan dit vertrouwen tot deszelfs groote tevredenheid heeft beantwoord, dat de genoemde twist geenen grond oplevert, om de geloofwaardigheid van dit werk, over het geheel, in twijfel te trekken. Men heeft het in den Schrijver ook berispt, dat hij zijne reisbeschrijving in het licht heeft gegeven, zonder er, ten dienste van de zeevaart, de kaart bij te voegen, welke hij van het door hem bezochte, grootendeels nog weinig, ja gedeeltelijk geheel onbekende gedeelte van den Indischen Archipel gemaakt heeft. De Heer kolff verhaalt in het voorberigt, dat hij deze kaart zelf aan het Gouvernement ingediend heeft. Zoo lang wij nu niet weten, of zijn Ed., uit hoofde van zijne betrekking tot dat Gouvernement, anders heeft kunnen handelen, houden wij het er voor, dat hij den dank van den Nederlandschen lezer
verdiend heeft, door, op eene kleinere schaal, van dezelve de juiste afteekening bij zijn reisverhaal te voegen. De kaart, zoo als zij nu bij het werk gevoegd is, hebben wij bevonden op eene ruim driemaal grootere schaal gebragt te zijn, dan die van j. walker, gevoegd bij crawfurd's Beschrijving van den Indischen Archipel, op welke de meeste eilanden en kusten, welker ligging en gedaante door onzen Schrijver naauwkeurig worden bepaald, slechts door ongevormde stippen, of in het geheel niet, worden aangeduid. De eentoonigheid van een verhaal van ontmoetingen, die op ieder eiland bijna dezelfde zijn, wordt voorgekomen, door tusschen