Treffelijke afwijzing van een duël.
Twee Engelsche Officieren, in garnizoen liggende in eene lersche stad, kregen onlangs verschil, met betrekking tot eenige Dames. Des volgenden daags zond een van hen den anderen een cartel, hetwelk in dezervoege door partij beantwoord werd:
‘Mijnheer! Ik acht mij gelukkig, als getuigen van mijnen moed, te kunnen oproepen de Officieren en soldaten, welke mijn gedrag te Vittoria, Toulouse en Waterloo hebben gezien. Gij kunt, zoo u dit behaagt, mijne weigering van uwe uitdaging ruchtbaar maken en pogen, mij van lafhartigheid te doen verdenken; ik ben in gemoede overtuigd, dat niemand u zal gelooven. Het onderwerp, waarover wij in twist geraakt zijn, was eene beuzeling. Het bloed van een' soldaat behoort gespaard te worden voor een edeler doel. De liefde is blind, de wraak laag, en de smaak grillig. Het Duël, bovendien, begunstigt veelal den behendigsten, niet den regtvaardigsten. Men behoort dus te denken, dat moord, hoezeer ook vergoelijkt door eene valsche verklaring van de Eer, niettemin moord blijft, en om wraak schreeuwt.’