Godsbestuur. Het vijfde lost de meest gewone en gewigtige bedenkingen op. Het zesde, eindelijk, spreekt, op eene voorzigtige wijze, over de blijken van eene vergeldende en straffende Voorzienigheid reeds in dit leven.
Wij wenschen, dat de schrijfster nog lang nut zal stichten, en tijd, lust en krachten vinden tot soortgelijke hoogstnuttige en bevallige geschriften. Aan lezers zal het haar wel niet ontbreken. Stijl en taal zijn zoo, als men die van eene onderwijzeresse en opvoederesse van eene beschaafde jeugd verwachten mag. Hebben zouden blijven sluimeren, bl. 77, is eene kleinigheid, waarop wij hare aandacht slechts met dit enkele woord willen vestigen, opdat zij die opeenvolging van den onbepaalden tijd bij eene tweede uitgave, die wij vertrouwen dat dit boekje zeer zeker beleeft, verhelpe. Een regte Criticus onder onze ambtgenooten heeft zich, daar hij toch iets wilde zeggen, een weinig vergist; hij meent, dat Mevrouw van meerten niet Bijbelvast is, en den eenen Herodes met den anderen verwisselt, bl. 184. Dan, Flavius Josephus, dien de schrijfster zoo wel als den Bijbel raadpleegt, bl. 103) kan hem onderrigten, door welk eene ziekte ook Herodes de kindermoorder om het leven kwam. Wij willen voorzigtiger zijn, en, daar wij den Josephus thans niet bij de hand hebben, eene vraag nopens Daniël, waartoe ons anders bl. 152 aanleiding gaf, ook liever terughouden.
Het éénige, dat ons bij dit boekje mishaagt, is het plaatje; wij zouden het lieve jonge gezelschap bij eene zoo lange zamenspraak ook zitplaatsen aanbieden; en - ja, ook dit mishaagt ons - aan het slot is het onnatuurlijk en hinderlijk, dat, eer men het lijk van den in de opene lucht gestorvenen Oscar in huis draagt, het jonge gezelschap nog een lied van vier coupletten zingt: een uur of wat daarna, in het sterfhuis, of, wilde men, op de eigene plaats, waar de brave man gestorven was, had dit voegzamer kunnen geschieden. Wij houden van geene overdrevenheid.