De muzikale Vriend der Jeugd, of bevallige Zangstukjes voor het opkomend Geslacht, ook tot Schoolgebruik. Uitgegeven door W. Oudshoff. Iste en IIde Stukje. Te Rotterdam, bij Mensing en van Westreenen. 1825. In kl. 8vo. Te zamen 96 Bl. f 1-20.
Bij de aanmelding der hier boven genoemde Mengelstukken bleef ons de opwekking tot lezing en herlezing der voorrede in de pen; maar bij dezen muzikalen Vriend der Jeugd moeten wij die ook vooral niet vergeten. De voorredenen van den Heer oudshoff zijn belangrijk en leerzaam, en wij moeten de daar gegevene wenken ieders behartiging aanbevelen. Wat deze stukjes nu betreft, zij zijn voor de scholen geschikt, en zoo wel de dichtstukjes als de muzijkwijzen uitmuntend gekozen. Er heerscht eene progressive orde in beide de stukjes, en dit zal bij het derde en laatste nog meer het geval zijn. Dat laatste stukje wordt spoedig beloofd. De dichtstukjes zijn van onderscheidenen aard, grootendeels echter godsdienstig; maar, gelijk de Heer oudshoff te regt zegt: ‘Het verhoogt de waarde der Zangkunst, dat dezelve niet slechts tot haar eerste en voorna. me doel, den lof des Allerhoogsten, kan gebezigd worden, maar ook kan worden aangewend tot opwekking en uitboezeming van betamelijke vrolijkheid.’ Zoo wordt dan hier ook te regt godsdienstige ernst met onschuldige vreugd afgewisseld. De goedkeuring en lof, welke wij aan deze lieve verzameling geven, zal wel niemand betwisten.