Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1824
(1824)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 648]
| |
ge traliekooijen, en wierpen op de aanschouwers zijdelingsche blikken, waarin zich de zucht naar wraak en de dorst naar bloed teekenden. De Leeuw alleen, kalm en in zijn lot berustende, staarde mij aan; geene gramschap trok de spieren van zijn gelaat zamen; hij scheen, terwijl hij mij bedaard beschouwde, tot zichzelven te zeggen: ‘Hoe heeft een zoo nietig dier, als de Mensch, zich van mij, den Koning der Dieren, kunnen meester maken?’ En inderdaad, er heerschte ik weet niet welk eene uitdrukking van grootheid in den blik en de houding van den Leeuw, die als verzwolgen scheen in innerlijk nadenken, welks weêrglans zich honderdmaal nadrukkelijker schilderde in zijn imposant wezen, dan in dat van het meerendeel der Menschen. Ik meende in hem een' bajazet in zijne kooi te zien, een onttroond Monarch, die, na veelvuldige zegepralen op zijne vijanden, zijne glorie stelt in te worstelen met de grillige fortuin, en zich grooter nog vertoont in den tegen- dan in den voorspoed. - Ik verliet hem met een gevoel van eerbied voor zijn ongeluk. |
|