Kinderlijke liefde der Chinezen.
De Chinezen zijn vermaard van wege hunne ongemeene oudermin. Een veertigjarige zoon kreeg van zijne oude, zeer oploopende moeder nog dikwijls harde slagen, welke hij telkens met voorbeeldig geduld verdroeg. Des te grooter was de verwondering eens vriends, wanneer hij hem, op zekeren dag, in tranen en geheel troosteloos voud, nadat hem dergelijk onthaa van nieuws was wedervaren. ‘Hoe zoo bedrukt?’ vroeg hem deze. ‘Ach!’ was het antwoord, ‘het ging heden niet als gewoonlijk: mijne goede moeder sloeg niet half zoo hard als anders; hare krachten verminderen; ik vrees, dat zij niet lang meer leven zal.’