Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1824
(1824)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 547]
| |
kunstenaar alexander in onderscheidene tijdschriften en dagbladen gesproken, en beweerd, dat hij geen ware Engastrimythos, gelijk de Grieken de ingewijden in deze orakel-goochelarij noemden, geen werkelijke bulkspreker was. Zijn grootste talent is het gezigtenmaken, en eene waarlijk bewonderenswaardige buigzaamheid der spieren, waardoor deze proteus alle menschen- en dieren-vormen, ja zelfs levenlooze instrumenten, tot zekeren trap weet daar te stellen. Deze man met zijn geweldig groot Album, waarin hij de uitdrukking der bewondering uit alle landen verzameld heeft, bevond zich onlangs ook in de hoofdstad van Schotland, en had gehoor verleend aan de uitnood ging van den vermaarden walter scott, om hem op zijn buiten, Abbotsford, 4 Duitsche mijlen van Edinburg gelagen, te komen zien, en een' uitgezochten kring van vrienden, die daar met Schotsche gastvrijheid waren bijeenverzameld, iets van zijne kunsten en pantomime te vertoonen. Een sinds verscheidene maanden zich aldaar bevindend reiziger uit Dresden heeft mij het navolgend Impromptu medegedeeld, door scott, bij de voorstellingen van den alles nabootsenden alexander, gedicht:
Of yore in old England it was not thought good
To carry two visages under one hood:
What should folks say to you, who hear faces such plenty
That from under one hood you last night showed us twenty.
Stand forth, archdeceiver, and tell us in truth,
Are you handsome or ugly, in age or in youth?
Man, woman or child? or a dog or a mouse?
Or are you, at once, each live thing in the house?
Each live thing, did I ask? each dead implement too,
A workshop in your person, saw, chisel and screw?
Above all are you an individual? I vow
You must be at the least Alexander et Co.
But I think, you are a troop, an assemblage, a mob,
And that I, as the Sheriff, must take up the job;
And instead of rehearsing your wonders in verse,
Must read you the Riot-act, and bid you disperse.
Böttiger voegt hier, met hoogen lof, eene Hoogduitsche vertaling, of liever navolging, bij, vervaardigd door arthur vom nordstern. Doch met de mededeeling derzelve is caze enkel Nederduitsche Lezer almede niet geholpen. Daarom waagt de Redacteur, hier eene eigene vertaling te laten volgen; omtrent welke hij verzoekt, dat de vermelding, dat het mede een Extempore is, maar die het oorspronkelijke vrij getrouw wedergeeft, als verontschuldiging voor het veelzins gebrekkige worde op- en aangenomen. | |
[pagina 548]
| |
Van ouds in oud-Eng'land was 't oorbaar noch goed,
Te toonen twee aanzigten onder één' hoed:
Wat zou men u doen, die uw kunst ons komt biên,
En onder één' hoed er wel twintig laat zien?
Spreek op, aartsmisleider! en zeg ons vertrouwd:
Zijt gij leelijk of mooi, zijt gij jong nog of oud?
Man, vrouw, of een kind? of een hond? of een muis?
Of wel, te gelijk, alwat leeft in het huis?
Alwat leeft, zeg ik? Neen! ook het leeflooze er bij:
Een werkplaats; een zaag, schroef en beitel zijt gij.
En zoudt gij een enkel persoon zijn? Bedrog!
Voor 't minst Alexander en Compagnie toch.
Maar 'k acht u een volkshoop, Jan Rap en zijn maat;
En dat ik, als Regter, die 't vonnis hier slaat,
In steê van uw wondren in rijm te beschrijven,
U met de Oproer-akte uit elkander moest drijven.
IJ.
|
|