De engelschman in den schouwburg te Parijs.
Eene ware Anekdote.
Het is in de schouwburgen te Parijs de gewoonte, dat, wanneer iemand zijne plaats in den bak verlaat, hij, om dezelve weder te kunnen erlangen, zijnen neusdoek aldaar om de leuning windt. Zeker jongman had die gewoonte bij de vertooning van eenig tooneelstuk ook gevolgd, en alzoo zijnen, vrij smerigen, neusdoek achtergelaten. Een Engelschman had echter in zijne afwezigheid die plaats ingenomen. Toen de eerste bezitter nu bij zijne terugkomst zijn regt van eigendom reclameerde, wilde de laatste hierin niet toestemmen; er ontstond dus tusschen hen eene woordenwisseling, bij welke zich de jongman op zijnen neusdoek, en op de beslissing der aanwezigen beriep, dat zoodanige vertegenwoordiger altijd geëerbiedigd werd. Deze verklaarden stellig het bestaan dier gewoonte, met bijvoeging van niet te twijfelen, of de Engelschman zou, dit vernomen hebbende, deze ten onregte bezette plaats weder inruimen. De Engelschman voldeed daaraan; maar zeide, toen hij de plaats den eersten eigenaar overliet: ‘Duid het mij niet ten kwade, Mijnheer! ik wist niet, dat hier te lande fatsoenlijke lieden zich door smeerlappen lieten vertegenwoordigen!’