Ten andere zijn deze leerredenen zoo eenvoudig en verstaanbaar, dat zij stichten moeten boven anderen, die misschien oratorisch prachtiger, en dus voor lieden zijn, die meer gestreeld dan gesticht willen wezen. Echter vinden wij ons gedrongen aan te merken, dat verhefsing zeer wel met populariteit bestaan kan; maar deze missen deze leerredenen geheelenal. Dit kan echter aangemerkt worden als een gevolg der jaren van den verdienstelijken doijer. Er komt immers ééns een tijdstip, dat de bloemen afvallen.
Deze twee leerredenen strekken tot eene inleiding in de behandeling der lijdenstoffen; de eerste over Matth. XXVI:51-54, en de tweede over Joann. XVIII:10, 11. De eerste betreft de voorzeggingen der Profeten, aangaande het lijden van den Messias; de andere de redenen, waarom de opperste Wijsheid gewild heeft, dat haar veelgeliefde Zoon een zoo groot lijden zoude verduren, en voor de zonden der menschen sterven. De eerste betoogt, dat Gods voorwetenschap van het lijden zijns Zoons de daad zijner vijanden niet noodzakelijk maakte; de tweede, dat God het lijden van zijnen Zoon heeft gewild en daarom toegelaten, ter verzoening der menschen met zichzelven, vermits zij niet van de droevige gevolgen der zonde konden verlost worden, ten zij zij ook van hare heerschappij door bekeering wierden ontheven. Jezus heeft dus de zondenvergeving verzegeld door zijnen dood en opstanding, welke de kroon en het hoosd van alle wonderen met regt wordt genoemd. Maar, om te kunnen opstaan, moest Hij in 't openbaar sterven. Ware Jezus niet gestorven, en dus ook niet weder opgestaan, dan zouden zondaars aan de mogelijkheid van de leer der opstandinge hebben kunnen twijfelen. De dood van Jezus moest, als zigtbaar voorbeeld der liefde tot God, zondaren tot bekeering trekken. Eindelijk moest de dood van Jezus, naar de behoefte des Joodschen volks en van die tijden, alle offeren voor eenwig doen ophouden.
Daar deze leerredenen zeer geschikt zijn, om een be-