Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1814
(1814)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 181]
| |
Boekbeschouwing.Het Leven van Petrus Martyr Vermili. Eene Bijdrage tot de Geschiedenis van de tijden der Kerkhervorming. Door F.C. Schlosser, Leeraar aan de School te Jever, in Oostvriesland. Uit het Hoogduitsch. Te Amsterdam, bij W. Brave. In gr. 8vo. 230 Bl. f 1-10-:Het eerste stuk van dit werk betrof beza; dit tweede raakt vermili. Even gelijk de Heer schlosser, ten aanzien van den eerstgemelden, zoo veel de eenheid des verhaals gedoogde, alles, wat andere levensbeschrijvers breedvoerig vermeld hebben, maar even aanroert, en daarentegen de punten, door anderen minder bewerkt, uit de oorspronkelijke stukken in het licht tracht te zetten, zoo gaat hij ook ten opzigte van den man te werk, die het onderwerp dezes boekdeels uitmaakt. In twee afdeelingen wordt vermili's leven begrepen. De eerste loopt van den jare 1500, het jaar van 's mans geboorte, tot 1547. Wel algemeen, doch juist, is de aanmerking, waarmede de Schrijver dit stuk begint; namelijk, dat, wanneer men eenen man, die op velerlei wijze werkzaam was, juist beöordeelen wil, men vooraf het land, waarin hij optrad, en de aldaar heerschende denkwijze, moet kennen. De geboortetijd van martyr was voor Italië de gewigtigste, en tevens de meest bekende. Eenige wenken oordeelt de Schrijver toereikende, om te doen zien, dat de Italiaan eenen anderen weg bewandelde, dan zijne tijdgenooten gewoonlijk deden, en eene andere vorming erlangen moest, dan zij verkregen. Men vond toen in Italië Platonisten en voorstanders van aristoteles, en eene derde partij, die zich alleen bezig hield met de beöefening der schoone kunsten en we- | |
[pagina 182]
| |
tenschappen, met het domme bijgeloof den spot dreef, en Godsdienst en deugd voor middelen der staatkunde hield, welke de beter onderrigtte zich ten nutte maakt. ‘De gewone studeerwijze,’ merkt schlosser op, ‘welke gevolgd werd door hen, die de ware vrienden der wetenschappen waren, vormde hen alzoo eer tot fijn beschaafde Heidenen, die het Christendom aanzagen, gelijk de Romeinsche Grooten, in den laatsten tijd van hun Gemeenebest, den Godsdienst van hunnen Staat hadden aangezien.’ Dit waren de lieden niet, om de beöefening der H. Schriften aan te prijzen. Geringe overblijfsels van de oude Sekten, die het Christendom tot deszelfs oorspronkelijke eenvoudigheid hadden willen terugbrengen, waren zonder eenigen invloed. Een vriend der Bijbelleer moest in Italië als 't ware zichzelven vormen. Dit was het geval van vermili, meer bekend onder den naam van martyr, door zijne godsdienstige moeder alzoo benoemd naar eenen martelaar voor het regtzinnig geloof, wiens kapel digt bij haar huis was. Godsdienstig was de opvoeding zijner geleerde moeder. Zijn vader, een rijk Edelman uit Florence, was een vriend en voorstander der gevoelens, die savonarola te Florence gepredikt had, en dus een bitter hater van monniken en het monnikenwezen. Zijn vader bestemde hem tot een' Staatsman, en martyr's eerste opvoeding was daartoe ingerigt. Dan, de eerste inboezemingen zijner hem vroeg ontvallene moeder deden hem, tot groot misnoegen zijns vaders, een Kloosterling worden. De letteroefeningen zette hij voort, en maakte groote vorderingen. Vroeg trad hij als Leeraar met roem op Tot Abt van Spoleto aangesteld, maakte hij aldaar eenen aanvang met de hervorming des Kloosters. Naar Napels als Prior verplaatst, trof hij daar mannen aan, die zich onledig hielden met de leer der Kerke te vergelijken met die des Bijbels. Hier kreeg martyr eerst kennis aan de schriften der Hervormeren. Hij liet zich openlijk tegen het Vagevuur hooren. De aanstelling tot Visitator Ge- | |
[pagina 183]
| |
neralis van de Orde der Augustijnen deed hem de hervorming van die Orde met kracht aanvangen en doorzetten. Uitgebreider werkkring trad vermili in, tot Prior van het Stift van den H. fridianus te Lucca aangesteld. De Luccanen, reeds lange onvergenoegd over de misbruiken der Roomsche Kerke, ontvingen den man, die het prediken voor zijn beroep en de verbetering der zeden voor het hoofddoel des Christendoms hield, met opene armen. Hier ook zette hij de hervorming in het onderwijs voort: de school, door hem opgerigt, draagt er blijk van. De geheele inrigting en strekking derzelve ontglipte zoo min der opmerkzaamheid van den Paus en de Kardinalen, als van de voorheen reeds verbitterde monniken. Dan, de besten onder de Kardinalen zagen het gaarne, dat er voor de Kerk mannen werden gevormd, die de Ketters meer dan scheldwoorden konden tegenwerpen; de monniken waren te magteloos om iets te ondernemen. Schoon zijne school in de eerste jaren ongemoeid bleef, trok er welhaast een zoo geducht onweêr zamen, dat hij in verdenking geraakte, vervolgd werd, en dezelve ontweek. Te Pisa, werwaarts hij den storm ontweken was, deelde hij, ten blijke dat hij tot de Hervormden was overgegaan, het Avondmaal onder de beiderlei teekenen uit, en schreef eenen brief, zijnen overgang tot die partij vermeldende en verdedigende. Te Zurich zou hij gaarne gebleven zijn; dan, de omstandigheden deden hem naar Straatsburg trekken, waar hij eene jaarwedde kreeg voor de lessen, welke hij hield, en eerlang in het huwelijk trad. Een zamenloop van zaken deed hem Straatsburg ruimen, en, op raad zijner vrienden, naar Engeland oversteken. Met deze verandering van het land zijner inwoninge vangt de tweede afdeeling der Levensbeschrijvinge aan. Met korte, doch genoegzame trekken geeft schlosser eene schets van den staat van den Godsdienst in Engeland, ten tijde van martyr's komst in dat Rijk, als noodig ter juiste beöordeeling van zijne lotgevallen in dat land. - Moed en voorzigtigheid bestuurden aldaar zijn gedrag. Zij- | |
[pagina 184]
| |
ne geschilvoering met richard smyth over de leer des Avondmaals, hier breed geboekt, kan er ten uitmakenden bewijze van verstrekken. Een zamenloop van staatkundige woelingen, bij den dood van Koning eduard, maakte het hem te Oxford te bang; waarop hij, vrijgeleide bekomen hebbende, Engeland verliet, en naar Duitschland reisde: dan, hij deed het niet, voor dat hij doorzag, dat hij door de kabalen, die zijne vijanden niet nalieten tegen hem te smeden, der Hoogeschole verder van geen nut zou kunnen wezen. Lagen, hem gelegd, ontkwam hij gelukkig. Straatsburg was zijne wijkplaats, waar hij de zaken wegens de Godsdienstbelijdenis ten aanzien van het Avondmaal zeer veranderd vond, zoo dat men aan zijne regtzinnigheid in de leere deswege twijfelde. Hierop overhandigde hij eene Geloofsbelijdenis, in het werk te lezen, ‘die,’ gelijk schlosser verklaart, ‘het beste doet zien, hoe men, door inquireeren op de gevoelens, ook den eerlijksten man in het geval brengt van dezelve achter dubbelzinnige woorden te verbergen.’ Nogtans maakte men het hem daar bang, en verwisselde hij van standplaats. Zurich ontving hem: doch ook daar zag hij zich in een geschil gewikkeld, 't welk hem het einde zijns levens verbitterde, en nog op zijn sterfbedde bezig hield. Ondanks dit hoogst onaangename, werd hij aldaar als Hoogleeraar in de Hebreeuwsche taal hooggeëerd. In alle zaken van aanbelang, de Godsdienstgeschillen van dien tijd betreffende, vond hij zich diep gewikkeld; en liet men hem geene rust. Men verlangde zijne tegenwoordigheid in Frankrijk, ter bijwoninge van het mondgesprek, te Poissi vastgesteld, waar hij een' nieuwen twist voerde, en, gelijk de Levensverhaler zegt, eenen misslag beging, dien hij den éénigen noemt, welken men hem, als een openbaar persoon, te laste kan leggen. Het geval droeg zich in dezer voege toe: ‘Na het loffelijk voltrekken van zijne zending naar Poissi, haalde martyr, zoo nabij het einde zijner roemvol- | |
[pagina 185]
| |
le loopbane, nog het verwijt op zich, dat hij te overhaast gehandeld, en daardoor zijne Kerk benadeeld had; even alsof de fortuin hem den onbezwalkten roem had benijd, die hem de laatste jaren van zijn leven, welke door de krakeelzucht van brentius verbitterd werden, had kunnen verligten. Wanneer hij, namelijk, door Tours kwam, vond hij den Bisschop der Stad, johannes antonius carracioli, den zoon van een zeer aanzienlijk man in Frankrijk, bezig met het ontwerp, om uit de gemeenschap der Katholijken, aan de schriftmatigheid van wier leer hij, na het mondgesprek te Poissi gehoord te hebben, nog meer dan voorheen twijfelde, tot de Hervormden over te gaan. Hij was daarom vóór de overige Bisschoppen van Poissi vertrokken, had de Hervormde Predikanten van zijn Bisdom te zamen geroepen, om hen te bewegen, dat zij hem als Bisschop van hunne Kerk erkennen zouden. De Predikanten, die wel wisten, dat het gedrag van den Bisschop niet geheel onbesproken was, en zagen, dat hij zijnen rang in de Kerk, en de daaraan verbondene voordeelen, met de belijdenis der nieuwe leer wilde vereenigen, maakten zwarigheid om zijn verlangen toe te staan. In de verlegenheid, om eenen zoon van eenen Maarschalk van Frankrijk, die onder deze voorwaarde hunne Geloofsbelijdenis wilde onderteekenen, te verliezen, of de berisping van hunne Geloofsgenooten zich waardig te maken, wendden zij zich aan de nog te Poissi vergaderde Predikanten. Ook deze waagden het niet, in deze zeer gewigtige zaak uitspraak te doen, en lieten dezelve verblijven aan de beslissing van de Kerk van Geneve. Doch, eer nog deze beslissing (men vindt ze onder de Brieven van kalvijn) aangekomen was, kwam martyr te Tours, en besliste, uit vriendschap voor den Bisschop, de zaak door zijn gezag. Hij riep den 16 Nov. 1561 de Predikanten in de hoofdkerk der stad te zamen, en drong er op aan, dat zij carracioli plegtig als hun Opperhoofd zouden aannemen. Hoe zeer zij allen zagen, dat hij, in dit geval, de vriendschap hooger stelde, dan zijne verpligting, om slechts onbesproke- | |
[pagina 186]
| |
ne Leeraars in de Kerk te dulden, zoo was nogtans zijn aanzien zoo groot, dat allen het voorstel aannamen, en slechts één, namelijk pierre le roy, daar tegen eene zwarigheid inbragt. Deze Bisschop is, zoo veel wij weten, de éénige, dien de Fransche Hervormde Kerk kent; en hij zelf had van de zaak zoo weinig voordeel, als martyr eer.’ Hij spande zijne laatste krachten in, om tegen brentius zijne aangerande eer te redden. Eene nieuwe zorg drukte hem ter neêr. ‘Hij zag,’ gelijk schlosser het uitdrukt, ‘dat zijne zoo geächte Florentinerin, katharina de medicis, hem bedrogen, en hem slechts geliefkoosd had, om door hem kwaad te stichtenGa naar voetnoot(*). De Protestanten in Frankrijk, voor welke hij verdraagzaamheid gehoopt had, werden allerwegen vermoord; de kerken, die men verkregen had, geplunderd: hoe geweldig moest het hem grieven, dat katharina, die hij zoo zeer hoogachtte, tot dit alles hare toestemming gaf! De zorg over het ongeluk, hetwelk een Religie-oorlog in Frankrijk zou veroorzaken, drukte hem ter neder, en zijn zwak ligchaam leed onder het lijden zijner ziel. Hij stierf den 14 Nov. 1562.’ Naardemaal de Heer schlosser in het Levensberigt gewag moest maken van den twist over meer dan één stuk, waaromtrent hij de gedachten van martyr niet aanvoerde, geeft hij deze in een Aanhangsel op. Uit hetzelve blijkt, in hoe verre martyr met kalvijn overeenstemde, en hoe een anders voortreffelijk man, wien geene eigenbaat of sektengeest verblindde, zekere ongegronde leerstellingen belijden, gelooven en waarschijnlijk maken kon. Dan, hoe veel, hoe zeer veel moet men niet aan den | |
[pagina 187]
| |
leeftijd des mans en diens omstandigheden toeschrijven! Het is uit dezen hoofde, dat wij de bijzondere behoefte van den tijd, dien wij beleven, als een der drangredenen tot het vervaardigen dezes werks, niet doorzien. Hoe veel zoo lang verouderds als ongegronds komt hier voor! En zal ooit duisternis glansrijk licht verspreiden? Gaarne (wij herhalen het) willen wij, uit hoofde der tijdsomstandigheden en de bijzondere betrekkingen, waarin martyr zich geplaatst vond, veel toegeven; dan zulks kan geen geschikt middel wezen, om het dogmatische van den Christelijken Godsdienst aan te prijzen, en in deze dagen behagelijkheid bij te zetten. Een man, die, gelijk schlosser zelf erkent, ‘niet goedvond om zijne wijsbegeerte te gebruiken in de uitlegging der Heilige Schrift,’ moet een jammerhartig Schriftuurverklaarder wezen, en zijn voorbeeld is althans niet geschikt om de eer des Christendoms te handhaven. De Bijlagen bestaan uit Latijnsche Brieven van kalvijn, beza, wyttenbacchius, dudith, bullingerus, en eenige andere stukken, tot martyr's tijdperk behoorende, uit de Handschriften van de Boekerij des Hertogs van Gotha, welke ter toelichting van eene en andere gebeurtenis veel bijdragen. Men zou veelligt eene algemeene karakterschets van martyr, ten slot zijns Levens, verwacht hebben; doch deze is reeds in de inleiding tot het eerste Deel, beza in tegenstelling van dien Hervormer schetsende, opgegeven. De vertaling van deze, voor de Geschiedenis der Hervorming belangrijke, bijdrage is vrij goed: de proeven, echter, zouden naauwkeuriger hebben kunnen nagezien worden. |
|